ECLI:NL:CRVB:2018:2593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J. Dennekamp, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn WGA-loonaanvullingsuitkering per 8 december 2014 had beëindigd. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard. Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het Uwv een nieuw besluit genomen, waarbij appellant opnieuw in aanmerking werd gebracht voor een WIA-uitkering met een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Hierdoor had appellant geen procesbelang meer bij de beoordeling van zijn gronden tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat appellant recht heeft op vergoeding van de proceskosten, inclusief de kosten van de ingeschakelde deskundige D.S. Rambocus. De Raad overwoog dat de kosten van de deskundige voor vergoeding in aanmerking komen, omdat appellant in redelijkheid deze deskundige heeft kunnen inschakelen in het kader van de medische beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 3.357,36, inclusief griffierecht van € 169,-. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang en de voorwaarden waaronder proceskosten kunnen worden vergoed in bestuursrechtelijke procedures.