In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een B.V., tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een actueel procesbelang. De zaak betreft een geschil over de arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die eerder een WGA-uitkering ontving. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv dat de loongerelateerde WGA-uitkering van betrokkene beëindigde en haar in aanmerking bracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar had wel proceskosten en griffierecht vergoed.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat betrokkene met ingang van 22 juni 2016 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had aanvankelijk bevestigd dat betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt was, maar wijzigde later zijn standpunt. De Raad oordeelde dat appellante geen voldoende procesbelang meer had, omdat het Uwv had toegezegd dat de teveel betaalde premielasten door de Belastingdienst zouden worden gecorrigeerd. Ook een mogelijke toekomstige Amber-beoordeling werd niet als voldoende procesbelang beschouwd.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante, die op € 4.419,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.