ECLI:NL:CRVB:2016:5094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van een hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante ontving sinds 2001 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In maart 2013 werd in haar woning een hennepkwekerij aangetroffen, wat leidde tot een onderzoek door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door de hennepkwekerij niet te melden, en herzag haar bijstand over een bepaalde periode, met terugvordering van de gemaakte kosten. De rechtbank vernietigde het besluit van het college voor zover het een bestuurlijke boete oplegde, maar legde zelf een lagere boete op. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat appellante opzettelijk of met grove schuld de hennepkwekerij niet had gemeld, en dat er geen bewijs was van een benadelingsbedrag. De Raad vernietigde het besluit van het college tot intrekking en terugvordering van de bijstand, en herstelde de situatie door het besluit van 18 maart 2014 te herroepen. Tevens werd appellante een schriftelijke waarschuwing gegeven in plaats van een boete, omdat de schending van de inlichtingenverplichting niet had geleid tot een benadelingsbedrag. De Raad veroordeelde het college tot vergoeding van de proceskosten van appellante.