ECLI:NL:CRVB:2015:2451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering en oplegging van een boete wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellante, die sinds 1987 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante had het college van burgemeester en wethouders van Soest niet tijdig op de hoogte gesteld van haar verhuizing naar Amersfoort, wat leidde tot een vermoeden van onrechtmatige bijstandsverlening. Na een onderzoek door de sociale rechercheur, waarbij waarnemingen en een huisbezoek zijn gedaan, heeft het college besloten de bijstand van appellante te beëindigen en een boete op te leggen wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. Zij betwistte de rechtmatigheid van de boete en stelde dat haar rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) waren geschonden, omdat zij niet was gehoord en niet was gewezen op haar recht op juridische bijstand. De Raad oordeelt dat de college niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat de verklaring van appellante, die tijdens het huisbezoek was afgelegd, niet als bewijs kon worden gebruikt. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept het besluit van het college, waardoor de boete komt te vervallen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.