In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 18 maart 2010 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). De intrekking vond plaats na het aantreffen van een hennepkwekerij in haar woning op 16 februari 2016, waarbij appellante verzuimde de gevraagde gegevens te verstrekken. Het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas had de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellante niet had gemeld dat zij een hennepkwekerij exploiteerde. De Raad oordeelde dat appellante verwijtbaar was in haar verzuim om de benodigde informatie te verstrekken, en dat zij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de hennepkwekerij van invloed was op haar recht op bijstand. De Raad bevestigde de intrekking van de bijstand per 15 maart 2016 en oordeelde dat de boete die aan appellante was opgelegd, terecht was, maar dat het college een onjuist benadelingsbedrag had gehanteerd. De Raad herzag de hoogte van de boete naar € 1.894,18, rekening houdend met de financiële omstandigheden van appellante. De uitspraak vernietigde eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg en verklaarde het beroep van appellante gegrond voor de periode van 1 september 2015 tot 15 september 2015, waarbij de intrekking van de bijstand over deze periode werd herroepen.