ECLI:NL:CRVB:2013:2055
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens exploitatie hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 juni 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), werd geconfronteerd met de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering. Dit gebeurde naar aanleiding van de ontdekking van een hennepkwekerij in zijn woning op 13 januari 2010. De gemeente Rotterdam had op basis van een fraudemelding een onderzoek ingesteld, waaruit bleek dat appellant in de periode van 6 mei 2009 tot 13 januari 2010 een hennepkwekerij had geëxploiteerd zonder dit te melden aan het college, wat leidde tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden.
De appellant betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niets te maken had met de hennepkwekerij, die door een kennis in zijn woning was opgezet terwijl hij in Engeland verbleef voor medische behandeling. De Raad oordeelde dat de appellant er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat hij niet betrokken was bij de hennepkwekerij en dat hij geen inkomsten had ontvangen. De Raad bevestigde dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning voldoende bewijs was voor de veronderstelling dat hij (mede)exploitant was geweest.
De Raad concludeerde dat het college op basis van de rapportage van de fraudespecialist voldoende grond had om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.