ECLI:NL:CRVB:2016:3093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2014. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder geldige verblijfsstatus, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing om hem niet toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat betrokkene gebruik kon maken van opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL). De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en bepaald dat hij recht had op maatschappelijke opvang.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat opvang in een VBL niet als voorliggende voorziening kan worden aangemerkt. De Raad heeft overwogen dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang en dat deze opvang voldoet aan de internationale verplichtingen om opvang te bieden. De Raad heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor opvang op grond van de Wmo ontbrak, omdat betrokkene van de VBL gebruik kon maken. De Raad heeft het hoger beroep van het college gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, waarbij het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.