ECLI:NL:CRVB:2016:2910
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rechtsbescherming bij niet tijdig nemen van besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 9 juli 2014 de beroepen van appellanten tegen het niet tijdig nemen van besluiten door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellanten, vreemdelingen die in de Vluchthaven te Amsterdam waren opgevangen, hadden op 2 mei 2014 verzocht om continuering van maatschappelijke opvang na beëindiging van hun opvang in de Vluchthaven. Het college had niet tijdig op deze aanvragen beslist, wat leidde tot de ingebrekestelling door de appellanten op 9 mei 2014. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Wmo geen strikte termijnen kent voor het nemen van besluiten en dat de appellanten te vroeg in gebreke hadden gesteld. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een spoedeisende situatie die een kortere beslistermijn rechtvaardigde. De Raad wijst erop dat de appellanten niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde opvang, omdat zij zich konden wenden tot de Dienst Terugkeer & Vertrek voor opvang in een vrijheidsbeperkende locatie. De Raad bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter en verklaart het beroep van appellante 1 tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, terwijl de beroepen van appellanten 2, 3 en 4 tegen de bestreden besluiten ongegrond worden verklaard.