ECLI:NL:CRVB:2012:BW5453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag bijzondere bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin het beroep van appellant tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag om bijzondere bijstand niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had op 10 augustus 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een advocaat, maar het dagelijks bestuur had hierop niet tijdig beslist. Appellant heeft op 7 oktober 2009 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat appellant het dagelijks bestuur niet voorafgaand aan het beroep in gebreke had gesteld, zoals vereist volgens artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant in zijn beroepschrift geen melding heeft gemaakt van een ingebrekestelling. Pas bij brief van 26 september 2010 heeft hij een kopie van een ingebrekestelling overgelegd, die dateert van 24 september 2010. Hierdoor is vastgesteld dat appellant het dagelijks bestuur niet tijdig in gebreke heeft gesteld, wat een voorwaarde is voor het indienen van een beroep. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant ongegrond.
De Raad benadrukt dat het dagelijks bestuur nog steeds verplicht is om een besluit te nemen op de aanvraag van appellant, en dat dit binnen vier weken na de uitspraak moet gebeuren. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, met J. van Dam als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 mei 2012.