ECLI:NL:CRVB:2017:1191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag continuering opvang op grond van de Wmo
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellant tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor continuering van opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had op 2 mei 2014 verzocht om continuering van de opvang die hem sinds 29 november 2013 was verleend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat leidde tot ingebrekestellingen door appellant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de beroepsgrond van appellant, dat het college een kortere beslistermijn had moeten hanteren, niet slaagt. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat het verzoek om plaatsing op de lijst voor GGD-screening geen aanvraag is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.J. de Mooij als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in aanwezigheid van griffier M.S.E.S. Umans.