ECLI:NL:CRVB:2016:2714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kosten van eigen bijdrage voor rechtsbijstand in relatie tot de aanvraag bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak betreft hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tegen twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de beroepen van de betrokkene gegrond verklaard en de besluiten van het college vernietigd, waarbij het college had gesteld dat bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand vooraf moest worden aangevraagd. De Raad oordeelt dat de kosten van de eigen bijdrage pas opkomen op het moment dat de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de aangevraagde toevoeging heeft ontvangen. Dit betekent dat de aanvraag voor bijzondere bijstand tijdig is ingediend, aangezien de betrokkene deze had aangevraagd voordat de RvR op de aanvraag om een toevoeging had beslist. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank in het eerste beroep, maar vernietigt de uitspraak in het tweede beroep, omdat de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand te laat was ingediend. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van de betrokkene in het hoger beroep tegen de eerste uitspraak.