ECLI:NL:CRVB:2018:663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Amrani, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand, die bestond uit een eigen bijdrage van € 365,-. De aanvraag voor bijzondere bijstand was ingediend op 8 mei 2015, terwijl de toevoeging voor rechtsbijstand al op 11 februari 2015 was verleend. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag afgewezen, omdat bijzondere bijstand volgens de beleidsvoorschriften voorafgaand aan de aanvraag voor de toevoeging moest worden aangevraagd.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand opkomen op het moment dat de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de toevoeging ontvangt. De Raad concludeerde dat de appellant de bijzondere bijstand niet tijdig had aangevraagd, aangezien de aanvraag pas na de datum waarop de kosten waren opgekomen was ingediend. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, met de opmerking dat de beleidsvoorschriften in dit geval buiten toepassing moesten blijven, maar dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van griffier F. Dinleyici, en werd openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.