ECLI:NL:CRVB:2015:1879
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.F. Bandringa
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in bijstandszaken met betrekking tot hennepkweek
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1879, wordt voor het eerst geoordeeld over de gevolgen van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in bijstandszaken. De zaak betreft een appellant die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en die een hennepkwekerij met zes planten in zijn woning had. De politie ontdekte deze kwekerij en meldde dit aan het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Het college besloot de bijstand van de appellant te herzien en een boete op te leggen van 100% van het benadelingsbedrag, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door de hennepkweek niet te melden.
De Raad oordeelt dat de opgelegde boete moet worden afgestemd op de individuele situatie van de bijstandsgerechtigde. In dit geval werd de boete verlaagd van 100% naar 50%, omdat de appellant niet strafrechtelijk was vervolgd en hij had gesteld dat de hennepplanten voor eigen gebruik waren. De Raad benadrukt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor intrekking van de bijstand, maar dat de hoogte van de boete moet worden getoetst aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid.
De uitspraak bevestigt dat de boete in dit geval op € 520,- wordt vastgesteld, omdat de omstandigheden van de appellant en de aard van de overtreding dit rechtvaardigen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank die de boete had bevestigd en legt zelf de nieuwe boete op. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van de appellant, die in totaal € 2.964,80 bedragen. Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in vergelijkbare zaken.