1.3Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 3.620,- omdat zij zich niet aan haar inlichtingenverplichting heeft gehouden, als gevolg waarvan zij teveel bijstandsuitkering heeft ontvangen. Eiseres is zonder dit door te geven naar Frans Guyana gegaan. Verder heeft zij niet doorgegeven dat zij in detentie heeft gezeten. Er zijn volgens verweerder geen bijzondere omstandigheden of dringende redenen om de boete te verlagen.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd. Eiseres heeft verweerder er niet van op de hoogte gesteld dat zij naar Frans Guyana zou gaan en dat zij daar enige tijd zou verblijven om werkzaamheden te verrichten. Daarbij had zij verweerder van de problemen met justitie op de hoogte moeten brengen. Nu zij dit niet heeft gedaan, heeft zij de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden. Als gevolg hiervan is eiseres ten onrechte bijstand verleend. Eiseres is naar het buitenland vertrokken om verdovende middelen te smokkelen. Zij heeft dit gedaan met het doel om zichzelf te verrijken. Zij had kunnen weten dat haar activiteiten strafbaar zijn en dat zij deze niet met behoud van een uitkering mag verrichten. Hiermee is volgens verweerder sprake geweest van opzet, zodat terecht is uitgegaan van de maximale boete van 100%. Van verminderde verwijtbaarheid is volgens verweerder geen sprake. Eiseres kan de correspondentie begrijpen en zij is niet langere tijd niet in staat geweest haar belangen te behartigen.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat aan haar ten onrechte een boete is opgelegd ter hoogte van 100% van het benadelingsbedrag. Dit is volgens haar niet gerechtvaardigd. In Frans Guyana had zij vrijwel geen mogelijkheid tot contact met de buitenwereld. Haar prioriteit lag niet bij het melden van de detentie bij verweerder. In Frans Guyana in detentie verblijven is een kwestie van overleven. Van opzet of grove schuld is geen sprake geweest. Er is zelfs sprake van verminderde verwijtbaarheid gelet op de omstandigheden waarin zij terecht is gekomen.
4. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de WWB, voor zover hier van belang, doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Artikel 18a van de WWB, onderdeel van de Wet aanscherping en handhaving sanctiebeleid SZW-wetgeving, Stb. 2012, 462, en in werking getreden per 1 januari 2013, luidde, voor zover en ten tijde hier van belang, als volgt:
“1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, [...]. De bestuurlijke boete is niet lager dan de boete die op grond van het derde lid zou worden opgelegd indien er geen sprake was van een benadelingsbedrag.
2. In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, […] ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen. […]
7. Het college kan:
a. de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;
b. afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. […]
9. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete. […]”
5. Het Boetebesluit socialezekerheidswetten, met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd bij het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, Stb. 2012, 484, luidde ten tijde van het opleggen van de boete aan eiseres als volgt:
“Artikel 2 Berekening van de boete
1. De bestuurlijke boete wordt vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 150 wordt vastgesteld. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd.
2. De bestuurlijke boete wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 10.
3. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag en niet volstaan wordt met het geven van een schriftelijke waarschuwing, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op € 150. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd.
Artikel 2a Criteria verminderde verwijtbaarheid
1. Bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete wordt de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten beoordeeld naar de omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenverplichting had moeten nakomen.
2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, leiden in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
a. de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
b. de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen, of
c. de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.”