Uitspraak
OVERWEGINGEN
24 oktober 2012 bezwaar kon worden gemaakt. Met betrekking tot de boete heeft betrokkene gesteld dat deze ten onrechte is opgelegd, omdat hij steeds heeft gewoond op zijn GBA-adres.
10 december 2011, wordt onder thuiswonende studerende verstaan de studerende die niet een uitwonende studerende is, en wordt onder uitwonende studerende verstaan de studerende die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5 van de Wsf 2000.
Wsf 2000 dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
- uitsluitend - gesteld dat het besluit van 24 oktober 2012 waarbij de aan betrokkene toegekende studiefinanciering is herzien in rechte onaantastbaar is geworden. Het in rechte vaststaan van een herziening betekent echter niet dat is aangetoond dat betrokkene niet op zijn GBA-adres woont. Met de enkele verwijzing naar het besluit van 24 oktober 2012 heeft de Minister dus niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
€ 142,90. De Raad zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het besluit van
29 oktober 2012 herroepen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover daarbij een boete ten laste van betrokkene is vastgesteld en de aangevallen uitspraak in de plaats is getreden van het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 29 oktober 2012;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 487,-;
- bepaalt dat van de Minister een griffierecht van € 478,- wordt geheven;
- bepaalt dat de Minister aan betrokkene het betaalde griffierecht van € 118,- vergoedt.