In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO) over de herziening van haar studiefinanciering en de opgelegde boete. Eiseres ontving studiefinanciering als uitwonende student, maar DUO heeft vastgesteld dat zij over de periode van 1 april 2012 tot en met 31 mei 2013 te veel studiefinanciering heeft ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 2.689,86. Daarnaast werd er een boete van € 1.344,93 opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar DUO verklaarde het bezwaar tegen de herziening van de studiefinanciering niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen de boete ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 4 september 2014 heeft eiseres verklaard dat haar beroep zich enkel richtte tegen de boete. De rechtbank heeft overwogen dat DUO de bewijslast heeft om aan te tonen dat eiseres niet op haar GBA-adres woonde, wat een voorwaarde is voor het opleggen van de boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat DUO voldoende bewijs heeft geleverd, onder andere door een huisbezoek en verklaringen van de hoofdbewoner van het adres waar eiseres ingeschreven stond.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgelegde boete terecht was, maar heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking had op de boete, omdat de rechtbank van mening was dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel in stand konden blijven. Eiseres is in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 974, en het griffierecht van € 44 wordt aan haar vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.