In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres, die studiefinanciering ontving, werd door de minister aangemerkt als thuiswonend, wat leidde tot een herziening van haar studiefinanciering en een boete. De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat eiseres niet woonachtig was op haar GBA-adres. De rechtbank stelde vast dat de bevindingen van een huisbezoek, uitgevoerd door controleurs, onvoldoende grondslag boden voor de conclusie dat eiseres niet op haar GBA-adres woonde. Eiseres had consistent verklaard dat zij vanwege de relatie met haar vader naar het GBA-adres was verhuisd en dat deze relatie inmiddels was verbeterd. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feitelijke woon- en leefsituatie van eiseres. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de minister en herstelde de primaire besluiten, waardoor eiseres recht had op haar studiefinanciering en de boete werd opgeheven. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.