Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2015 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
1 oktober 2012 studiefinanciering toegekend berekend naar de norm die geldt voor een uitwonende studerende. Verweerder heeft onderzoek verricht naar het feitelijke woonadres van eiser. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport Misbruik uitwonendenbeurs van 7 augustus 2013 (het rapport). In dit rapport staan de volgende bevindingen. Uit het administratieve vooronderzoek is gebleken dat op het gba-adres 12 personen staan ingeschreven, waaronder eiser. Op 30 september 2011 heeft de Sociale Dienst van de gemeente [woonplaats] een huisbezoek afgelegd op het gba-adres. Tijdens dit huisbezoek hebben medewerkers van bureau Fraudebestrijding geconstateerd dat de hoofdbewoners een echtpaar zijn met vijf kinderen en een dame met een kind en dat de woning drie slaapkamers heeft. Uit het rapport blijkt verder dat in opdracht van verweerders Dienst Uitvoering Onderwijs op 15 juli 2013 getracht is een huisbezoek af te leggen op het gba-adres en dat de hoofdbewoner heeft geweigerd daaraan zijn medewerking te verlenen. Tot slot bevat het rapport opstap- uitstapgegevens van eiser die verweerder bij Trans Link System heeft opgevraagd. Het dossier bevat voorts een brief van 30 september 2013 van de gemeente [woonplaats] waarin staat vermeld dat de hoofdbewoonster van het adres [adres], mevrouw [naam] tijdens een gesprek op 22 mei 2013 zou hebben verklaard dat geen studenten op het gba-adres wonen.
7 augustus 2013 waarmee de reisgegevens zijn opgevraagd, daarentegen is opgemerkt dat het vermoeden bestaat dat eiser vertrekt en terugkeert van het ouderlijk adres.
b. het woonadres van de studerende is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de gba staat of staan ingeschreven. In artikel 9.9, eerste lid van de Wsf 2000 is bepaald dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd indien de studerende het normbedrag voor een uitwonende studerende toegekend heeft gekregen maar niet heeft voldaan aan de verplichtingen bedoeld in artikel 1.5 Wsf 2000. Het bedrag van de boete bedraagt ten hoogste 50 procent van het bedrag dat van een studerende in verband daarmee wordt teruggevorderd bij een herziening.
niet-ontvankelijk is verklaard, niet betekent dat de daaraan ten grondslag gelegde oordelen van feitelijke en juridische aard als vaststaand moeten worden aangenomen. In het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde boete kan eiser die oordelen in volle omvang betwisten.
€ 1.470,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, met een waarde per punt van
€ 490,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
€ 1.470,00 (zegge: veertienhonderdzeventig), te betalen aan eiser.
mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2015.