In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar studiefinanciering, waarbij zij als thuiswonend was aangemerkt, en tegen een opgelegde boete. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen de herziening van de studiefinanciering terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat eiseres de bezwaartermijn had overschreden. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet expliciet had gekozen voor verzending per post van de voor haar bestemde berichten, waardoor de digitale verzending via de website 'Mijn DUO' rechtsgeldig was. De rechtbank concludeerde dat de bezwaartermijn liep van 25 maart 2014 tot en met 6 mei 2014, en dat het bezwaarschrift van eiseres van 3 juni 2014 niet tijdig was ingediend.
Ten aanzien van de opgelegde boete oordeelde de rechtbank dat verweerder niet had aangetoond dat eiseres niet woonachtig was op haar GBA-adres. De rechtbank vond dat de bevindingen van de controleurs onvoldoende waren om de conclusie te rechtvaardigen dat eiseres niet op het GBA-adres woonde. De rechtbank vernietigde daarom het bestreden besluit voor zover het de boete betrof en herstelde het primaire besluit, waardoor de boete werd ingetrokken. Eiseres kreeg het door haar betaalde griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.225,-.