ECLI:NL:CRVB:2014:102
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning wettelijke rente en afwijzing schadevergoeding in bijstandszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, die aanvankelijk door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. Na een lange juridische procedure, waarin de Raad eerder de afwijzing had vernietigd, werd appellant alsnog bijstand verleend voor een bepaalde periode. Echter, appellant verzocht om vergoeding van materiële en immateriële schade, die hij stelde te hebben geleden door de onrechtmatige besluitvorming van het college.
De Raad oordeelde dat het college wettelijke rente had toegekend over de nabetaling van de bijstand, maar dat er geen plaats was voor een zelfstandige vergoeding van de beslagkosten of andere schade. De Raad concludeerde dat er geen strijd was met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de omstandigheden van appellant niet vergelijkbaar waren met die van asielzoekers in detentie. Ook het beroep op artikel 8 van het EVRM werd afgewezen, omdat de enkele omstandigheid dat de bijstand niet tijdig was uitbetaald niet leidde tot een schending van dit artikel.
Ten slotte werd het beroep op artikel 6 van het EVRM verworpen, omdat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent schadevergoeding in het bestuursrecht en de bescherming van rechten onder het EVRM.