AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Uitspraken inzake teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse fondsen met één deelnemer
Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een aantal zaken die betrekking hebben op de teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting door buitenlandse beleggingsfondsen, specifiek Spezial-Sondervermögen met één deelnemer. De rechtbank heeft in één geschrift uitspraak gedaan voor meerdere belanghebbenden, die vertegenwoordigd werden door KPMG Meijburg & Co. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur van de Belastingdienst geen bezwaar heeft gemaakt tegen het achterwege laten van een zitting, en dat de rechtbank op basis van de ingediende stukken uitspraak kon doen. De kern van het geschil was of de belanghebbenden als doelvermogen konden worden aangemerkt volgens de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, en of zij recht hadden op teruggaaf van dividendbelasting op basis van een unierechtelijke vergelijking met Nederlandse fiscale beleggingsinstellingen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbenden niet als doelvermogen konden worden aangemerkt, omdat zij niet voldeden aan de criteria die in eerdere jurisprudentie waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat een fonds als doelvermogen kan worden aangemerkt, niet automatisch leidt tot recht op teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om teruggaaf af.
Voetnoten
4.Zie onderdeel 1.3 van de uitspraak van 30 september 2021.
5.Zie onderdeel 1.16 van de uitspraak van 30 september 2021, alsmede de brief vermeld in onderdeel 1.4 van de onderhavige uitspraak.
13.Vanaf 1 augustus 2007 volgt dit uit artikel 28, tweede lid, van de Wet Vpb.
15.Conclusie in de zaak C‑342/20, ECLI:EU:C:2021:823.
17.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965. Zie voor het overgangsrecht artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, Stb. 2007, 563.
19.Artikel 10, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965, zoals dat lid luidde tot zijn vervallen bij de wet Overige fiscale maatregelen 2008.
23.Zie ook de uitspraak van 30 september 2021.
25.De gemachtigde noemt in het overzicht bij zijn brief van 10 september 2021 van dit fonds ook de zaaknummers 16/6310 en 16/6311, maar in die zaken heeft de rechtbank al uitspraken gedaan op 11 juni 2021.
26.De zaken met zaaknummers 18/4506 en 18/4507 zijn bij de rechtbank abusievelijk geadministreerd op naam van [A] Fonds. De rechtbank heeft dit inmiddels aangepast, waarover partijen niet afzonderlijk worden geïnformeerd.
27.De gemachtigde noemt in het overzicht bij zijn brief van 10 september 2021 niet de zaaknummers 16/4419 en 16/4483. De rechtbank gaat er echter van uit dat dit ook zaken betreffen over perioden waarin belanghebbende één participant had, waarbij het teruggaafverzoek niet mede namens die participant is ingediend en waarin akkoord wordt gegaan om de zaken zonder zitting af te doen. De beroepen in de zaken met zaaknummers 16/4419 en 16/4483 t/m 16/4485 zijn namelijk in één beroepschrift verwoord en daaruit valt niet af te leiden dat voor één of meer perioden andere uitgangspunten gelden.