Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Achtergrond
2.Beoordeling
3.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een aantal zaken betreffende de teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting door verschillende belanghebbenden, die allen de rechtsvorm van een Spezial Sondervermögen hebben. De rechtbank heeft in totaal 13 zaken samengevoegd behandeld, waarbij de gemachtigde, KPMG Meijburg & Co, namens de belanghebbenden optrad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur van de Belastingdienst de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting heeft afgewezen, omdat de belanghebbenden niet als opbrengstgerechtigden kunnen worden aangemerkt in de zin van de Wet op de dividendbelasting 1965. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Hoge Raad en de rechtbank zelf, waarin is geoordeeld dat een Spezial Sondervermögen met één deelnemer niet kan worden aangemerkt als opbrengstgerechtigde voor de dividendbelasting.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt dat de rechtbank uitspraak kon doen op basis van de ingediende stukken. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de belanghebbenden niet konden aantonen dat het verzoek om teruggaaf mede was gedaan door de deelnemer in de desbetreffende belanghebbende. Hierdoor zijn alle verzoeken om teruggaaf afgewezen en zijn de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar relevante jurisprudentie en heeft de procedure economisch efficiënt afgehandeld door de zaken in één geschrift te behandelen.