Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
zo ja, in hoeverre. Alsdan dient de aansprakelijkstelling derhalve ook
voor dat bedragaan omzetbelasting ongedaan te worden gemaakt” (
curs. rechtbank). De rechtbank is van oordeel dat de voormelde proportionele benadering hier aangewezen is. De rechtbank is verder van oordeel dat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat naar aanleiding van de inbreng van belanghebbende het primaire besluitvormingsproces tot een lagere naheffingsaanslag zou hebben kunnen leiden dan de naheffingsaanslag zoals die verminderd is na de uitspraak op bezwaar.
eerderedatum dan de aangifte voor die auto. Die eerdere datum kan bijvoorbeeld een datum zijn waarop een bepaalde kilometerstand van de auto vaststaat (bijvoorbeeld omdat die blijkt uit het onderhoudsboekje). Als gelet op de handelsinkoopwaarde op basis van die historische koerslijst voor die eerdere datum (en/of in verband met het zogenoemde tussentijdse tarief) de Bpm voor die eerdere datum lager zou zijn dan de Bpm die volgt uit de reguliere toepassing van de afschrijvingstabel per die eerdere datum, kan de HBB worden berekend op basis van de eerstgenoemde Bpm en de afschrijvingstabel.
- In het eerste scenario wordt auto X (na de import op 1 januari 2013) op 1 januari 2014 geëxporteerd. Ter zake van deze export kan worden verzocht om een teruggave van Bpm. Het bedrag van de teruggave wordt berekend volgens de formule HBB minus afschrijving op basis van de afschrijvingstabel over de periode tot 1 januari 2014. Belanghebbende verwijst naar artikel 14a Wet Bpm in verbinding met artikel 8d, vierde lid, Uitvoeringsregeling Wet Bpm.
- In het tweede scenario wordt auto X op 1 januari 2014 binnen Nederland verkocht. De verkoop is belast met omzetbelasting. Omdat omzetbelasting niet wordt berekend over Bpm moet het bedrag aan Bpm dat nog op de auto rust op het moment van verkoop worden berekend. Dit bedrag wordt vastgesteld met dezelfde formule als vermeld bij het eerste scenario. Belanghebbende verwijst naar artikel 8, vijfde lid, onderdeel d, van de Wet OB in verbinding met artikel 4, tweede lid, Uitvoeringsbesluit OB.
- In het derde scenario wordt auto X op 1 januari 2014 voor het eerst in het kentekenregister geregistreerd terwijl de Bpm al op 1 januari 2013 op aangifte is voldaan (de auto was eerder nog niet verkocht). De verschuldigde Bpm wordt dan bijgesteld tot een Bpm berekend aan de hand van de dezelfde formule als vermeld bij het eerste scenario. Belanghebbende verwijst naar het Besluit van 16 juni 2015, Stcrt. 2015, 17269 (hierna: het Besluit).
Bpm(-druk) op een vergelijkbare auto die zich reeds op de Nederlandse markt bevindt. De regels voor de teruggave van Bpm bij export en voor de btw-heffing bij verkoop van een auto zijn in dat opzicht niet relevant.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: