ECLI:NL:RBDHA:2018:8361
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag Bpm voor registratie van een kampeerauto en de toepassing van het Europees verdedigingsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser was opgelegd. Eiser had aangifte gedaan voor de registratie van een kampeerauto, maar de Belastingdienst stelde dat de aangifte onjuist was en legde een naheffingsaanslag op van € 807. Eiser stelde dat de naheffingsaanslag in strijd was met het Europees verdedigingsbeginsel en artikel 110 van het VWEU, omdat de recreatieve functie van de kampeerauto niet op dezelfde manier werd behandeld als bij andere voertuigen.
De rechtbank oordeelde dat de Bpm een zuiver binnenlandse heffing is en dat het Europees verdedigingsbeginsel niet van toepassing is, omdat de naheffingsaanslag niet binnen het toepassingsgebied van het recht van de Europese Unie valt. De rechtbank verwees naar eerdere arresten van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie, waaruit blijkt dat de heffing van Bpm niet discriminerend is en dat er geen wezenlijke verschillen zijn tussen de kampeerauto en het referentievoertuig. Eiser had niet aangetoond dat de naheffingsaanslag in strijd was met artikel 110 VWEU.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.