Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- Belanghebbende kwam pas op de hoogte van het bestaan van de aanslag op 17 december 2013 omdat hij op die datum een aanmaning van de ontvanger had ontvangen;
- Op 18 december 2013 heeft hij telefonisch contact heeft opgenomen met de Belastingdienst, waarbij hij aan mevrouw [persoon A] heeft gemeld geen aanslag te hebben ontvangen en heeft verzocht om een kopie daarvan;
- Omdat een kopie van de aanslag nog steeds niet was ontvangen, heeft belanghebbende op 7 januari 2014 opnieuw telefonisch contact opgenomen met de Belastingdienst, waarbij is gesproken met mevrouw [persoon B] .
- Op 8 januari 2014 heeft belanghebbende een kopie van de aanslag ontvangen. Vervolgens is het bezwaarschrift op 17 januari 2014 ingediend.
5.Proceskosten en griffierecht
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 256 (1/2 x € 512);
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 256 (1/2 x € 512);
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 voor de helft vergoedt, zijnde een bedrag van € 23;
- gelast dat de Minister voor Rechtsbescherming het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 voor de helft vergoedt, zijnde een bedrag van € 23.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: