Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- 1 januari 2010 tot en met 30 april 2010;
- 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010;
- 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013;
- 1 januari 2014 tot en met 30 augustus 2014.
- Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, 14 juni 1971 (hierna: Vo 1408/71);
- Verdrag betreffende de sociale zekerheid van rijnvarenden, 30 november 1979 (hierna: het Rijnvarendenverdrag);
- Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (ook wel aangeduid als de basisverordening, hierna: Vo 883/2004);
- Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (ook wel aangeduid als de toepassingsverordening, hierna: Vo 987/2009);
- Overeenkomst krachtens artikel 16, eerste lid, van verordening (EG) 883/2004 betreffende de vaststelling van de op rijnvarenden toepasselijke wetgeving 883/2004 van 23 december 2010, Stcrt. 2011, nr. 3397 (hierna: de Rijnvarendenovereenkomst);
- Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR);
- Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv);
- Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW).
premievaststellingniet het bevoegde orgaan om de toepasselijke wetgeving ter zake van die premievaststelling te bepalen en toe te passen. Daaraan doet niet af dat voornoemde Ministers zijn aan te merken als de voor Nederland bevoegde autoriteit om op grond van artikel 13 van het Rijnvarendenverdrag een zogenoemde regularisatieprocedure te starten, die kan uitmonden in het maken van uitzonderingen op de toepassing van de aanwijsregels. De overlegprocedure staat immers los van de onderhavige rechterlijke procedure over de ingevolge de aanwijsregels toe te passen wetgeving voor premievaststelling en de in dat kader van belang geachte feiten en omstandigheden. [1]
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert het te betalen premiedeel van de aanslag IB/PVV 2010 met € 206;
- vermindert het te betalen premiedeel van de aanslag IB/PVV 2011 met € 2.501;
- vermindert het te betalen premiedeel van de aanslag IB/PVV 2013 met € 1.698;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.500;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: