ECLI:NL:RBROT:2024:580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
672277 / HA RK 24-54
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure door veel-procedeerder

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak, die betrekking had op een geschil met de Sociale Verzekeringsbank, al een eindbeslissing had genomen op 19 december 2023. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de behandeling van de zaak al was geëindigd. Het verzoeker was bovendien een veel-procedeerder die in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, waarvan vele niet-ontvankelijk waren verklaard of buiten behandeling waren gesteld wegens misbruik van het wrakingsmiddel. De rechtbank concludeerde dat verzoeker volhardde in het indienen van wrakingsverzoeken, zelfs nadat de rechter een einduitspraak had gedaan. Daarom werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/672277 / HA RK 24-54
Beslissing van 24 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. drs. E.B.J. van Elden,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke procedure met kenmerk ROT 23 / 3295. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 17 januari 2024.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 19 december 2023 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure een uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 17 januari 2024 door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak heeft gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Dat verzoeker op 5 januari 2024 verzet heeft ingesteld tegen de uitspraak van 19 december 2023 doet aan het voorgaande niets af. Ook de stelling van verzoeker dat hij de rechter reeds bij bericht van 18 augustus 2023 had gewraakt en dat de uitspraak van 19 december 2023 om die reden nietig is, kan – wat er verder van die stelling ook zij – niet tot een ander oordeel leiden. Het e-mailbericht van verzoeker van 18 augustus 2023 kan niet meer dan als een eventuele aankondiging van een wrakingsverzoek worden gezien.
Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.
Misbruik van het wrakingsmiddel
2.5.
Verzoeker is een zogenaamde veel-procedeerder die bij deze rechtbank talloze procedures voert en heeft gevoerd.
2.6.
Zo heeft verzoeker in 2022 bij de bestuursrechter in deze rechtbank 44 procedures gevoerd en heeft hij in bestuursrechtelijke- en andere procedures in dat jaar in totaal acht wrakingsverzoeken ingediend. Vier van die wrakingsverzoeken werden door verzoeker ingediend in een bestuursrechtelijke zaak en in alle vier verzoeken werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard; eenmaal omdat het verzoek werd gedaan nadat de rechter reeds een eindbeslissing had gegeven en driemaal omdat de zaak, waarin het verzoek werd gedaan, nog niet ter behandeling was toebedeeld aan een rechter. In vier van de beslissingen (waarvan één in een bestuursrechtelijke zaak) op de hiervoor bedoelde acht wrakingsverzoeken werd tevens bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen vanwege misbruik van het wrakingsmiddel:
ECLI:NL:2022:RBROT:2332,
ECLI:NL:2022:RBROT:6271,
ECLI:NL:2022:RBROT:7617 en
ECLI:NL:2022:RBROT:8572.
2.7.
In het jaar 2023 heeft verzoeker bij de bestuursrechter in deze rechtbank 40 procedures gevoerd en heeft hij in bestuursrechtelijke- en andere procedures in totaal 27 wrakingsverzoeken ingediend. Negentien van die wrakingsverzoeken werden door verzoeker ingediend in een bestuursrechtelijke zaak. Al deze verzoeken werden afgewezen, werden wegens misbruik van het wrakingsmiddel buiten behandeling gesteld dan wel werd verzoeker in het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Negenmaal (waarvan vijfmaal in een bestuursrechtelijke procedure) werd de niet-ontvankelijkheid in het verzoek uitgesproken omdat de zaak, waarin het verzoek werd gedaan, nog niet ter behandeling was toebedeeld aan een rechter en tweemaal (telkens in een bestuursrechtelijke procedure) omdat de behandelend rechter(s) op het moment van indienen van het wrakingsverzoek reeds een eindbeslissing hadden gegeven:
2.8.
Tenslotte is de wrakingskamer ambtshalve bekend met de omstandigheid dat verzoeker in het jaar 2024 tot heden inmiddels zes verzoeken tot wraking ingediend, alle in bestuursrechtelijke procedures. In vijf van die verzoeken werd verzoeker inmiddels niet-ontvankelijk verklaard (waaronder tweemaal omdat de rechter(s) al een eindbeslissing had/hadden gegeven en eenmaal omdat de zaak nog niet ter behandeling werd toebedeeld aan een rechter), terwijl in een beslissing tevens werd beslist dat een volgend verzoek van verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen wegens misbruik van het wrakingsmiddel. Als deze beslissingen moeten nog worden gepubliceerd.
2.9.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de conclusie gerechtvaardigd dat verzoeker blijft volharden in het indienen van wrakingsverzoeken in zijn zaken op het moment dat de behandeling van de zaak nog niet is toebedeeld aan een rechter dan wel op het moment dat de rechter in de zaak van verzoeker een eindbeslissing heeft gegeven. Ook in de onderhavige zaak deed verzoeker zijn wrakingsverzoek op een tijdstip waarop de behandeling van de zaak door de rechter was geëindigd. Door deze handelwijze maakt verzoeker misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer zal dan ook bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
3.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de zaak met kenmerk ROT 23 / 3295 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.A. Vroom, voorzitter, mr. A. Verweij en
mr. W.J. van den Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en
in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.