ECLI:NL:RBROT:2023:9948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
667553 / HA RK 23-1033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek tegen een niet genoemde rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 27 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen een rechter die zijn beroepschrift niet in behandeling heeft genomen. Het verzoeker betreft een beroepschrift dat op 21 augustus 2023 was ingediend tegen een afwijzend besluit van VGZ Zorgkantoor B.V. van 11 juli 2023, op basis van de Wet open overheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het verzoek geen betrekking heeft op de rechter die met de behandeling van de zaak belast is. De naam van de rechter is door verzoeker niet genoemd en uit het dossier blijkt niet dat de zaak aan een rechter is toebedeeld. De correspondentie over het beroepschrift is tot nu toe alleen met de griffier gevoerd.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het beroepschrift inmiddels is geregistreerd en in behandeling is genomen. Hierdoor is de feitelijke grondslag van het wrakingsverzoek komen te vervallen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht geoordeeld dat alleen de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt. Aangezien verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek, is er geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/667553 / HA RK 23-1033
Beslissing van 27 oktober 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van de rechter die heeft geweigerd zijn beroepschrift tegen het besluit op basis van de Wet open overheid van VGZ Zorgkantoor B.V. in behandeling te nemen.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 21 augustus 2023 bij deze rechtbank een beroepschrift ingediend tegen het afwijzende besluit van 11 juli 2023 op basis van de Wet open overheid van VGZ Zorgkantoor B.V.
1.2.
Per e-mailbericht van 23 augustus 2023 heeft een medewerker van de administratie bestuursrecht van deze rechtbank aan verzoeker onder meer meegedeeld dat inzake het beroepschrift geen zaak wordt aangelegd.
1.3.
Per e-mailbericht van 11 oktober 2023 heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.
1.4.
Per brief van 19 oktober 2023 heeft de griffier aan verzoeker meegedeeld dat het beroepschrift is ontvangen en is geregistreerd onder zaaknummer ROT 23 / 6915 WOO.
1.5.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de procedure met kenmerk ROT 23 / 6915 WOO.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 8:16 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht kan alleen de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. Het verzoek heeft echter geen betrekking op de rechter die met de behandeling van de zaak van verzoeker belast is. De naam van de rechter wordt door verzoeker niet genoemd. Evenmin blijkt uit de stukken in het dossier dat de zaak inmiddels aan een rechter is toebedeeld. De tot nu toe met verzoeker gewisselde correspondentie over het beroepschrift is gevoerd met de griffier. De enkele mededeling van verzoeker in het wrakingsverzoek dat hij de naam van de rechter wenst te ontvangen, zodat hij deze kan wraken, is in dit opzicht onvoldoende.
2.2.
Vast staat voorts dat het beroepschrift van verzoeker inmiddels door de griffier als zodanig is geregistreerd, van een zaaknummer is voorzien en in behandeling is genomen als door de rechtbank te behandelen procedure. Daarmee is de feitelijke grondslag van het wrakingsverzoek komen te vervallen.
2.3.
Om deze redenen is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en is dat verzoek tevens kennelijk ongegrond. Op grond van artikel 8, lid 2, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter zitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Rabbie, voorzitter, mr. E.I. Mentink en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.