Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek tot wraking was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak, mr. drs. E.B.J. van Elden, op 20 december 2023 een einduitspraak had gedaan. De verzoeker stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van deze uitspraak, omdat het afschrift pas op 5 januari 2024 per post was verzonden, terwijl de uitspraak al op 21 december 2023 op de website van de rechtspraak was gepubliceerd. De rechtbank oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter al een eindbeslissing had genomen en de behandeling van de zaak daarmee was geëindigd. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking, namelijk het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt na de einduitspraak. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en er was geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.