ECLI:NL:RBROT:2024:346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
671275 / HA RK 23-1303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure na einduitspraak

Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek tot wraking was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak, mr. drs. E.B.J. van Elden, op 20 december 2023 een einduitspraak had gedaan. De verzoeker stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van deze uitspraak, omdat het afschrift pas op 5 januari 2024 per post was verzonden, terwijl de uitspraak al op 21 december 2023 op de website van de rechtspraak was gepubliceerd. De rechtbank oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter al een eindbeslissing had genomen en de behandeling van de zaak daarmee was geëindigd. De rechtbank benadrukte dat het doel van wraking, namelijk het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt na de einduitspraak. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en er was geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/671275 / HA RK 23-1303
Beslissing van 11 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. drs. E.B.J. van Elden,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtelijke procedure met kenmerk ROT 23 / 7024. Die zaak betreft het verzoek van verzoeker tot herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2022 (ROT 22 / 1660 en ROT 22 / 1675). Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker, ingezonden per e-mailbericht van 30 december 2023 te 16.53 uur;
  • de aanvulling van het wrakingsverzoek, ingezonden per e-mailbericht van 30 december 2023 te 17.02 uur.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 20 december 2023 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure een uitspraak gedaan. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 30 december 2023 door de rechtbank ontvangen. Dat is dus nadat de rechter in de hoofdzaak een einduitspraak heeft gedaan. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van de rechter. Dat van de uitspraak van 20 december 2023 pas op 5 januari 2024, naar de wrakingskamer ambtshalve bekend is, een afschrift per post is toegezonden aan verzoeker, terwijl de uitspraak al wel op 21 december 2023 werd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl doet aan het voorgaande niet af. Dat een uitspraak pas later aan verzoeker is verzonden dan gebruikelijk, heeft niet als gevolg dat de uitspraak niet op de daarin vermelde datum is gedaan. De stelling van verzoeker dat de gepubliceerde uitspraak een concept-uitspraak betreft, is niet onderbouwd en onjuist.
2.4.
Op grond van het voorafgaande wordt verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek. Voor een behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Gezien het voorgaande wordt aan dat debat niet toegekomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. dr. P.G.J. van den Berg en mr. A. Buizer, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.