In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 september 2021, wordt een verzoek om herziening behandeld van een eiser die veelvuldig procedeert. De rechtbank constateert dat tegen een verzetuitspraak geen hoger beroep openstaat, zoals eerder is overwogen door de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank wijst het verzoek van eiser af, omdat het geen nieuwe feiten oplevert en er voldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat eiser in kwade trouw handelt. Eiser heeft in het verleden herhaaldelijk beroep gedaan op betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verzoeken misbruik van recht vormen. Dit leidt tot de beslissing dat het beroep in de zaak ROT 20/5313 en het verzoek in de zaak ROT 21/2713 niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank benadrukt dat eiser in toekomstige zaken niet meer in aanmerking komt voor ontheffing van griffierecht, gezien zijn stelselmatige weigering om griffierecht te voldoen en het misbruik van recht. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier en rechter zijn verhinderd om te ondertekenen. Eiser wordt gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken verzet te doen tegen deze uitspraak.