ECLI:NL:RBROT:2021:620
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en misbruik van recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een veelprocedeerder, die verzet aantekende tegen een eerdere uitspraak van 2 december 2019. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij in verzuim was om het griffierecht tijdig te voldoen. De opposant, die een WAO-uitkering en pensioen ontvangt, stelde dat zijn financiële situatie hem zou moeten vrijstellen van het griffierecht. De rechtbank oordeelde echter dat zijn inkomen hoger was dan 90% van de voor een alleenstaande geldende bijstandsnorm, en dat de argumenten van de opposant niet opgingen. De rechtbank benadrukte dat de criteria voor vrijstelling van griffierecht niet bedoeld zijn om personen onbeperkt gratis te laten procederen ten koste van publieke middelen.
De verzetrechter concludeerde dat de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, en dat er sprake was van misbruik van recht. De opposant had in het verleden al meerdere keren vrijstelling van griffierecht aangevraagd en was gewaarschuwd dat onduidelijke en slecht gedocumenteerde verzoeken in de toekomst mogelijk niet-ontvankelijk verklaard zouden worden. De rechtbank wees het verzet van de opposant af, en verklaarde het ongegrond, waarbij ze de noodzaak benadrukte om zorgvuldig om te gaan met publieke middelen en de mogelijkheid van misbruik van recht te voorkomen.