ECLI:NL:RBROT:2018:3900
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser heeft op 5 maart 2018 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat betrekking heeft op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 26 juli 2006. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep van eiser op verschillende manieren kan worden opgevat. Ten eerste, als een beroep tegen het besluit van 5 december 2006, waarbij de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaart, omdat er al eerder op dit besluit is beslist in een uitspraak van 31 juli 2007. Eiser heeft tegen deze eerdere uitspraak geen hoger beroep ingesteld, waardoor deze onherroepelijk is geworden.
Ten tweede, als een verzoek om herziening van de uitspraak van 31 juli 2007 op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart dit verzoek niet-ontvankelijk, omdat het te laat is ingediend. De rechtbank verwijst hierbij naar een relevante uitspraak van de Hoge Raad van 20 februari 2015. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de rechtbank houdt in dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard, dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van 5 december 2006, en dat het verzoek om herziening van de uitspraak van 31 juli 2007 niet-ontvankelijk wordt verklaard.