Op 1 november 2019 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om bijzondere bijstand, in verband met een dreigende woningontruiming. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep prematuur is ingesteld, aangezien verweerder op 20 november 2019 de aanvraag had afgewezen. Dit besluit valt onder artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen het beroep van rechtswege is gericht. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van verweerder juist is en dat de aanvraag op de juiste wettelijke basis is beoordeeld. Eiseres had ten onrechte gesteld dat de aanvraag aan artikel 35 van de Participatiewet (PW) moest worden getoetst, terwijl artikel 49 van de PW voorrang heeft boven artikel 16 van de PW. De rechtbank concludeert dat het beroep van rechtswege kennelijk ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier, op 13 juli 2020. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.