ECLI:NL:CRVB:2018:1553
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schuld aan energieleverancier
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die sinds 26 augustus 2014 bijstand ontving, had op 27 mei 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld bij haar energieleverancier, Delta, ter hoogte van € 515,21. Het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat artikel 13, lid 1, sub g van de Participatiewet (PW) in beginsel bijstandverlening voor schulden in de weg staat en dat er geen dringende redenen waren om hiervan af te wijken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad oordeelde dat de grondslag voor de afwijzing niet ontleend kan worden aan artikel 16 van de PW, maar aan artikel 49, sub b van de PW. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren voor het verlenen van bijzondere bijstand, aangezien er ten tijde van de aanvraag geen acute noodsituatie was. De Raad heeft ook overwogen dat de weigering van het dagelijks bestuur niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de normale ontwikkeling van het privéleven van appellante niet werd belemmerd.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met P.W. van Straalen als voorzitter, en de leden E.C.R. Schut en R.P.Th. Elshoff, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit.