ECLI:NL:RBROT:2019:8140
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Oordeel over bestuurlijke boetes opgelegd aan bestuurders van een pensioenfonds wegens overtreding van de Pensioenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaken ROT 18/1797 en ROT 18/1798, waarin twee bestuurders van een pensioenfonds, [eiser 1] en [eiser 2], zijn beboet door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) voor het feitelijk leidinggeven aan overtredingen van artikel 116 van de Pensioenwet. DNB had hen een bestuurlijke boete van € 25.000,- opgelegd wegens het beleggen van aanzienlijke bedragen met andere middelen dan de premiegelden, wat in strijd is met de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurders op de hoogte waren van de beleggingsactiviteiten van het pensioenfonds en dat zij niet de nodige maatregelen hebben genomen om deze activiteiten te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de overtredingen voorzienbaar waren en dat de boetes terecht waren opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen van [eiser 1] en [eiser 2] ongegrond verklaard, waarbij zij ook de argumenten van de bestuurders over afwezigheid van schuld en het vertrouwensbeginsel verwierp. De rechtbank concludeerde dat de boetes niet onevenredig hoog waren en dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden.