Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 april 2024 in de zaken tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Douane, kantoor Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Geschil en standpunten van partijen7.Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
Verweerder voert tevens aan dat hij de stelling van eiser dat hij geen sigaretten voorhanden heeft gehad omdat hij de container heeft onderverhuurd aan [naam 7] bestrijdt. Op grond van artikel 7:203 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is de verhuurder verplicht de zaak ter beschikking van de huurder te stellen. Eiser heeft echter verklaard dat hij na de ingang van de huur door [naam 7] ‘een twee keer in de container [is) geweest’ ( [# 4] , punt [,,,] ). Eiser had derhalve zelf ook nog de beschikking over de container en had hoogstens een deel van de container aan [naam 7] in gebruik gegeven. Eiser is risicoaansprakelijk voor de niet-betaalde accijns, aldus verweerder en verwijst naar de uitspraak van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 19 februari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:626 en de conclusie van de AG in voornoemd arrest van het Hof van Justitie. Verweerder voert tevens aan dat uit voornoemd arrest van het Hof van Justitie volgt dat ook een persoon die geen enkel recht of belang kan doen gelden met betrekking tot de goederen, is gehouden tot voldoening van de accijns.
De rechtbank heeft verweerder bij brieven van 14 juli 2021 en 2 oktober 2023 verzocht alle stukken in te dienen die betrekking hebben op deze zaken alsmede een verweerschrift.In beide brieven is vermeld dat bij het uitblijven van een reactie de rechtbank de gevolgtrekkingen zal maken die haar geraden voorkomen.
Ter onderbouwing daarvan voert verweerder aan dat eiser huurder is van de container in de loods, waarin de sigaretten zijn aangetroffen. Eiser is ook steeds de huurder van de container gebleven. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij na de ingang van de (onder)huur door [naam 7] ‘een a twee keer in de container [is) geweest’ ( [# 4] , punt [,,,] ), op grond waarvan verweerder stelt dat eiser zelf ook nog de beschikking over de container en had hoogstens een deel van de container aan [naam 7] in gebruik gegeven.
De rechtbank stelt voorts vast dat bij het aangaan van de overeenkomst enige zorgvuldigheid in acht is genomen, nu de identiteit van de onderhuurder aan de hand van zijn rijbewijs is nagegaan.
Ter zitting heeft eiser zijn in het [# 2] opgenomen verklaring dat hij na ingang van de onderhuur nog één a twee keer in de container is geweest genuanceerd in die zin dat hij desgevraagd heeft verklaard dat hij niet zelf een sleutel van de container heeft behouden en dat hij zijn sleutel ter beschikking heeft gesteld van de onderhuurder.
De één a hooguit twee keer dat hij nog in de container is geweest, hebben erin bestaan dat hij in aanwezigheid van de onderhuurder, althans met diens toestemming en diens sleutel, eigen spullen heeft opgehaald. Onder deze omstandigheden kan verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gevolgd worden in zijn standpunt dat daaruit blijkt dat eiser nog fysiek over de goederen in de container kon beschikken. Aldus heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser de onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad.
Slotsom
€ 875 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar van 28 april 2021;
- vernietigt de beide naheffingsaanslagen en beschikkingen belastingrente;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.370;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden.
mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.