ECLI:NL:RBZWB:2023:3695

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
BRE 20/2070
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag accijns op onveraccijnsde sigaretten aangetroffen in loods

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2023 wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag accijns van € 1.307.810 beoordeeld. De Douane vond in een loods, die eigendom was van belanghebbende, 6.920.000 onveraccijnsde sigaretten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende fysiek over de sigaretten kon beschikken, aangezien hij de enige was met een sleutel tot de loods. Het is niet relevant of hij wist dat het om accijnsgoederen ging. De inspecteur had de naheffingsaanslag terecht opgelegd, ondanks de vrijspraak van belanghebbende in een strafzaak voor het opzettelijk voorhanden hebben van deze sigaretten. De rechtbank stelt dat de belastingrechter zelfstandig moet oordelen en dat de vrijspraak in de strafzaak niet automatisch geldt voor de belastingzaak. Belanghebbende's argument dat er sprake was van willekeur bij het opleggen van de naheffingsaanslag werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, en het beroep van belanghebbende ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2070

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 8 april 2021.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns van € 1.307.810 opgelegd (de naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur € 21.215 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] (echtgenote van [zoon]) en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].
Het beroep van [zoon] (zoon van belanghebbende, zaaknummer 21/2072) is gelijktijdig met dat van belanghebbende op zitting behandeld.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Feiten

[huisnummer 2]. Belanghebbende en [zoon] (de zoon) waren in het jaar 2018 in de gemeentelijke Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres 1] te [plaats]. Op dit perceel staan een woonhuis en een loods (Loods [huisnummer 1]). Belanghebbende is de juridische eigenaar van Loods [huisnummer 1] en de zoon is de economische eigenaar daarvan. Het woonhuis werd bewoond door de zoon.
2.1.
Op het naastgelegen perceel, [adres 2] te [plaats], staat ook een woonhuis met daarachter een loods (Loods [huisnummer 2]). Belanghebbende is eigenaar van Loods [huisnummer 2]. Belanghebbende woont samen met zijn echtgenote in een inpandige woning in het achterste gedeelte van Loods [huisnummer 2].
2.2.
Loods [huisnummer 2] en Loods [huisnummer 1] zijn bij de Douane niet geregistreerd als plaatsen waar accijnsgoederen onder schorsing van accijns voorhanden mogen worden gehouden of waar accijnsgoederen mogen worden vervaardigd.
2.3.
De Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) heeft op 3 oktober 2018 Loods [huisnummer 1] doorzocht, nadat tijdens een lopend onderzoek naar voren was gekomen dat op dat adres zich vermoedelijk een sigarettenfabriek bevond. Tijdens de doorzoeking van Loods [huisnummer 1] is een complete productielijn met machines voor het produceren van sigaretten aangetroffen, alsmede sigaretten, rooktabak en diverse andere producten die nodig zijn voor het produceren van sigaretten.
2.4.
De Douane heeft vervolgens in samenwerking met de politie op 3 oktober 2018 een accijnscontrole ingesteld bij Loods [huisnummer 2]. Loods [huisnummer 2] bestaat uit 3 afgescheiden gedeelten (voor, midden en achter). In het achterste gedeelte van Loods [huisnummer 2] bevindt zich het woongedeelte van belanghebbende en een opslagruimte. Deze opslagruimte is tevens bereikbaar via het woongedeelte van belanghebbende. In de betreffende opslagruimte zijn 21 pallets aangetroffen met daarop dozen. De pallets waren omwikkeld met folie dat aan de binnenkant zwart van kleur was en aan de buitenkant wit van kleur. Tevens waren de dozen omwikkeld met doorzichtig plastic dat was aangebracht nadat de pallets waren afgeleverd. Nadat de folie rondom de dozen was verwijderd bleek dat op de dozen opschriften stonden die duidden op sigaretten. In de dozen zaten sloffen sigaretten. De pakjes sigaretten waren niet voorzien van een (Nederlands) accijnszegel. Totaal zijn er 6.920.000 stuks sigaretten aangetroffen.
2.5.
Belanghebbende heeft tijdens de accijnscontrole op verzoek van de Douane een huurovereenkomst getoond van het gedeelte van Loods [huisnummer 2] waar de 21 pallets met sigaretten zijn aangetroffen. Volgens deze huurovereenkomst is de huurder [B.V.], vertegenwoordigd door haar directeur [directeur].
2.6.
Door de FIOD is een overzichtsproces-verbaal opgemaakt van de bevindingen van de doorzoeking van Loods [huisnummer 1] en de controle van Loods [huisnummer 2]. [1] Daarin zijn onder meer de vragen opgenomen die de Douane op 3 oktober 2018 [
Vr:] aan belanghebbende heeft gesteld en waarop belanghebbende als volgt heeft geantwoord [
Ant:]:
‘Vr: Op welk adres woont u?
Ant: Loods [adres 2].
Vr: Is de loods op de [adres 2] uw eigendom?
Ant: Ja, dat is mijn eigendom.
Vr: Waarvoor gebruikt u de loods?
Ant Ik gebruik de loods voor opslag en hobby doeleinden.
Vr: Wat voor opslag heeft u zoal?
Ant Trucks, trailers, boten, machines en verhuisboedels.
Vr: Hoe werft u uw klanten?
Ant: Ik maak geen reclame, klanten komen uit zichzelf via mond op mond reclame o.a. door opslag van de boten.
Vr: Kent u uw klanten?
Ant: Nee, daar heb ik geen relatie mee.
Vr: Stelt u altijd een huurovereenkomst op?
Ant: Met sommige klanten wel, maar bij grotere opslag afhankelijk van het aantal vierkante meters.
Vr: In de loods staat een trailer en een heftruck en een aantal machines wat kunt u hierover verklaren?
Ant: Eigenaar is een bekende van mij, hij is gespecialiseerd in machines en heftrucks vervoer. Het bedrijf heet [bedrijf] ([bedrijf]). Hier is geen huurovereenkomst van.
Vr: Vraagt u aan de klanten wat ze willen opslaan?
Ant: Nee, het gaat mij alleen om de vierkante meters. Ik weet niet wat er opgeslagen wordt.
Vr: Wist u dat er op de pallets die wit verpakt waren sigaretten waren?
Ant: Nee, dat wist ik niet ik dacht dat er kleren in zaten.
Vr: Weet u wie de huurder is van de wit gesealde pallets met sigaretten?
Ant: Nee dat weet ik niet, ze waren met een paar man hier, 2 á 3 mensen, Nederlands sprekende. Twee gekleurde en een blanke persoon. Ze hebben zich niet gelegitimeerd en ze hebben zelf een huurovereenkomst overlegd. Dit is 22 augustus 2018 gebeurd.
Vr: Wanneer is de eerste zending gekomen?
Ant: Eind augustus is de eerste zending gekomen.
Vr: Waren de pallets al in witte plastic folie gewikkeld?
Ant: Ze hebben de foliewikkel installatie hier in de loods gebruikt om de pallets in te wikkelen. Verder heb ik geen contact gehad. Ze liepen met 3 a 4 man rond. Ik hoefde me nergens mee te bemoeien. Zij regelde alles zelf.
Vr: Weet u dat het strafbaar is om onveraccijnsde sigaretten voor handen te hebben?
Ant: Ja dat weet ik.’
2.7.
De inspecteur heeft met dagtekening 22 mei 2019 de naheffingsaanslag opgelegd vanwege (het betrokken zijn bij) het voorhanden hebben van 6.920.000 onveraccijnsde sigaretten.
2.8.
De Strafkamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft belanghebbende op 9 november 2022 vrijgesproken van het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht van belanghebbende accijns over de aangetroffen onveraccijnsde sigaretten heeft nageheven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
De inspecteur meent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, primair omdat belanghebbende de onderhavige accijnsgoederen voorhanden had en subsidiair omdat hij betrokken was bij het voorhanden hebben ervan. De pallets met dozen sigaretten stonden tegenover de deur die toegang gaf tot het woongedeelte van belanghebbende. Daarnaast beschikte belanghebbende over de sleutel van de loods. De huurders van plekken in de loods beschikten niet over een sleutel. Belanghebbende kon dus over de sigaretten beschikken. Hij heeft bovendien tegenover de FIOD verklaard dat hij aanwezig was tijdens het lossen van de sigaretten. Of belanghebbende wist dat er sigaretten in de dozen zaten, is in beginsel niet relevant maar de aanwezigheid ervan kan hem niet zijn ontgaan door de geur van de sigaretten. Belanghebbende heeft bovendien ten aanzien van de verhuur van de plaats waar de pallets waren gestald een vervalst huurcontract overgelegd. Dat contract staat op naam van [B.V.] maar dat bedrijf ontkent dat het daar iets mee te maken heeft. Dat is ook aannemelijk omdat het contract afwijkt van de contracten die dit bedrijf normaal gebruikt en de handtekening ook afwijkt.
3.2.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij niet met opzet de sigaretten voorhanden heeft gehad. Hij wist niet dat onder de plasticfolie sigaretten waren ingepakt. De plek in de loods waar de pallets hebben gestaan was op dat moment verhuurd. Hij weet echter niet wie de huurder is geweest, hij heeft niet geverifieerd of de huurder genoemd in het huurcontract de daadwerkelijke huurder was. De deur van de loods staat overdag wagenwijd open zodat huurders de loods in kunnen om bij hun aldaar opgeslagen spullen te komen. Het is willekeurig om de naheffingsaanslag aan belanghebbende op te leggen, terwijl de andere huurders ook bij de pallets konden. Omdat belanghebbende strafrechtelijk is vrijgesproken moet de naheffingsaanslag worden vernietigd, aldus belanghebbende.
3.3.
Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van onder andere tabaksproducten. [2] Ter zake van de uitslag tot verbruik van onder andere tabaksproducten wordt accijns verschuldigd. [3] Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving. [4] Voor dat geval wordt de accijns geheven van de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is. [5]
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kon belanghebbende als eigenaar en beheerder van de Loods [huisnummer 2], waarvan hij als enige een sleutel had en waarin hij zelf ook woonde, fysiek over de in die loods aangetroffen sigaretten beschikken. Dat betekent dat belanghebbende die sigaretten ter beschikking heeft gehad als bedoeld in de WA. Dit geldt ook als, zoals belanghebbende heeft gesteld, de sigaretten eigendom waren van een van de huurders van de loods. Niet relevant is of belanghebbende een recht of enig belang kan doen gelden met betrekking tot de sigaretten. [6] Evenmin is relevant of hij wist of redelijkerwijs had behoren te weten dat het gaat om accijnsgoederen of – indien hij daar wel van op de hoogte is – dat voor die sigaretten accijns is verschuldigd [7] . In beginsel kon de naheffingsaanslag dan ook aan belanghebbende worden opgelegd.
3.5.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een vrijspraak in de strafzaak ter zake van hetzelfde feitencomplex niet automatisch betekent dat de belastingrechter het oordeel van de strafrechter dient te volgen. De belastingrechter dient zelfstandig een oordeel over het fiscale geschil te vormen. Daarbij heeft steeds te gelden dat de motivering van de door de belastingrechter te nemen beslissing en de gebruikte bewoordingen geen twijfel mogen doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak. Van dergelijke twijfel is in dit geval geen sprake, omdat bij het oordeel van de rechtbank zoals hiervoor is weergegeven, anders dan bij dat van de strafkamer, het element ‘opzet’ geen rol speelt.
3.6.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat sprake is van willekeur bij het opleggen van de naheffingsaanslag. Volgens belanghebbende is het willekeurig om alleen de eigenaar van de loods aansprakelijk te stellen voor de accijns, terwijl de huurder die de pallets heeft geplaatst en ook andere huurders toegang hadden tot de loods. Naar het oordeel van de rechtbank is van willekeur geen sprake. Het staat de inspecteur vrij om te kiezen aan wie hij een naheffingsaanslag oplegt. [8] In dit geval komt daar bij dat de heer [directeur] gemotiveerd en naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig heeft ontkend huurder te zijn en belanghebbende geen duidelijkheid heeft verschaft over de persoon van de huurder van dit gedeelte van de loods c.q. eigenaar van de sigaretten, zodat de inspecteur niet kan worden verweten dat hij die eigenaar niet in de accijnsheffing heeft betrokken. Verder is de positie van belanghebbende als eigenaar en beheerder van Loods [huisnummer 2] een andere dan die van de huurders, zodat ook in zoverre geen sprake is van willekeur.
3.7.
Gelet op dat wat hiervoor is overwogen, is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. De hoogte van het nageheven bedrag is niet in geschil.
3.8.
Tot slot heeft belanghebbende aangevoerd dat sprake is van een individuele en buitensporige last. Hij dreigt immers zijn eigendommen te verliezen omdat hij aansprakelijk gesteld wordt voor de fiscale lasten van een ander.
3.9.
Een individuele en buitensporige last doet zich bij belastingheffing alleen voor indien en voor zover deze last zich in het geval van belanghebbende sterker laat voelen dan in het algemeen. [9] De enkele omstandigheid dat belanghebbende bezittingen heeft die mogelijk bij de inning van de belastingschuld ten gelde gemaakt zullen worden, is onvoldoende voor het oordeel dat de accijnsheffing zich in het geval van belanghebbende zwaarder doet voelen dan in het algemeen. De rechtbank ziet daarom in deze grond geen reden tot vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslag.
Belastingrente
3.10.
Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, en mr. drs. S.J. Willems-Ruesink en mr. D.A. Hage, leden, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 26 mei 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Eind Proces-Verbaal, 1-OPV-01, onderzoek Atlanta-2 / 63924, p. 8 en 9.
2.Artikel 1, lid 1, aanhef en onder f van de Wet op de accijns (de WA).
3.Artikel 1, lid 2 van de WA.
4.Artikel 2, lid 1, onderdeel b van de WA.
5.Artikel 51, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de WA.
6.EU-Hof van Justitie, 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:473 en Hoge Raad 29 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:659, ro. 2.4.1. en 2.4.2.
7.EU-Hof van Justitie, 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:473 en Hoge Raad 29 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:659, ro. 2.4.1. en 2.4.2.
8.Vgl. Hoge Raad 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2165.
9.Hoge Raad 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:442.