Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een belanghebbende tegen de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelde het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 4 juli 2019 het bezwaar van de belanghebbende tegen een naheffingsaanslag accijns ongegrond had verklaard. De naheffingsaanslag, gedateerd op 3 mei 2018, betrof een bedrag van € 282.448 aan accijns en € 3.954 aan belastingrente. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet verplicht was om het gehele FIOD-dossier over te leggen, maar alleen de relevante stukken die ter beschikking stonden. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende feitelijke beschikkingsmacht had over de aangetroffen rooktabak, die in een loods op haar terrein was aangetroffen. De rechtbank stelde vast dat wetenschap van de aanwezigheid van de tabak niet vereist was voor de aanmerkingen als belastingplichtige. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd blijven. De belanghebbende kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.