2.3.[A] heeft verklaard:
‘De diesel die in de 2 kleine loodsen staat is niet van mij. De loodsen heb ik verhuurd
aan [belanghebbende] (…) uit [woonplaats] , hij woont in de [B] .
Dit doe ik al 20 jaren. Ik zie deze diesel voor het eerst.’
‘1. De loods waarin 16.000 liter diesel is aangetroffen, is verhuurd aan de
heer [belanghebbende] .
2. Ik had geen sleutel van de betreffende loods en ik had geen toegang.
Jullie hebben de loods opengebroken.
3. Ik wist niet wat er in die door [belanghebbende] gehuurde loods aanwezig was.
4. Ik ben dus niet verantwoordelijk voor de inhoud van die loods en dus ook
niet voor die diesel.
5. Ik kan de roldeur niet openmaken, dus ik kan die vaten diesel er niet in
hebben gezet.
6. [belanghebbende] kon dit wel. Hij had de enige sleutel, die toegang gaf tot de
loods. Als [belanghebbende] zegt dat dit niet zo is, dan liegt hij.
7. [belanghebbende] huurde de loods. Dat heeft hij, als het goed is, aan jullie verteld.
Hij had de beschikkingsmacht over de diesel in de loods en ik absoluut
niet.’
‘U vertelt mij dat in de 2 loodsen 16.000 liter diesel en buiten onder het afdak 3.000 liter bevonden is. Over die partij van 3.000 liter wil ik het volgende verklaren.
Die diesel heb ik een paar maanden geleden gekocht voor ongeveer (…)
Over die partij van 16.000 liter wil ik het volgende verklaren.
De loods waar die partij diesel in stond heb ik al ruim 15 jaren verhuurd aan [belanghebbende] uit [woonplaats] voor € 150,- per maand. Dit krijg ik elke maand contant. [belanghebbende] heeft de loods gescheiden in 2 kleine loodsen. Ik heb geen toegangssleutels. Die heeft [belanghebbende] . In de zomer van vorig jaar heeft [belanghebbende] die 16 IBC-containers leeg in de loodsen gezet. Ik heb daarbij geholpen door er een paar containers bovenop te zetten. Hoe die diesel erin gekomen is weet ik niet. Nogmaals ik heb geen sleutels.
(…)
U vraagt mij wie de beschikkingsmacht heeft over die 16.000 liter.
Hierover kan ik zeggen dat [belanghebbende] de baas hierover is. De partij diesel is van hem, hij doet er mee wat ie wil.’