ECLI:NL:RBGEL:2023:974

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
22_3369
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag accijns en de wetenschap van eiseres over accijnsgoederen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de naheffingsaanslag accijns die door de inspecteur van de belastingdienst is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 2.696.630 is opgelegd omdat eiseres accijnsgoederen, in dit geval sigaretten, voorhanden had zonder dat daar accijns voor was afgedragen. Eiseres betwist dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze goederen en stelt dat zij goederen voor klanten opslaat zonder te controleren wat voor goederen het zijn. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 behandeld, waarbij de directeur van eiseres en de gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de belastingdienst.

De rechtbank oordeelt dat de wetenschap van eiseres over de accijnsgoederen niet vereist is voor de naheffingsaanslag. Het enkele feit dat eiseres als huurder van de opslagfaciliteit de mogelijkheid heeft geboden om de onveraccijnsde sigaretten op te slaan, maakt haar accijnsplichtig. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende maatregelen heeft genomen om te verifiëren welke goederen zij opsloeg en dat zij daarmee een risico heeft genomen. De rechtbank wijst erop dat eiseres geen schriftelijke afspraken heeft gemaakt met de klant en dat zij niet heeft geprobeerd te waarborgen dat zij geen illegale praktijken faciliteerde.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft de uitspraak op bezwaar in stand. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de naheffingsaanslag en de belastingrente, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om van de belastingrentebeschikking af te wijken. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3369

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 9 maart 2022.
Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag accijns (de naheffingsaanslag) opgelegd van € 2.696.630.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft verweerder aan eiseres € 43 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres hebben hieraan deelgenomen [naam 1] , directeur van eiseres (de directeur), en de gemachtigde. Namens verweerder hebben deelgenomen [naam 2] en [naam 3] .
Ter zitting is gelijktijdig met dit beroep behandeld het beroep van [naam 1] , met zaaknummer 22/3366.

Feiten

1. Eiseres huurde in onderhavig tijdvak het pand aan [adres] . De huurovereenkomst is ondertekend door de directeur.
2. Enig aandeelhouder van eiseres is de directeur.
3. De activiteiten van eiseres bestaan uit op- en overslag en transport van goederen over de weg.
4. Op 9 oktober 2020 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in het genoemde pand [adres] . Daarbij zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen:
- 24 pallets met daarop 30 dozen met daarin 48 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 16 zwarte zakken van 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 18 zakken met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President;
- 12 zakken met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President;
29 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005;
- 88 sloffen a 200 sigaretten en 2 losse pakjes a 20 sigaretten van het merk President;
- 1 losse slof a 200 sigaretten van het merk President;
Deze sigaretten waren niet voorzien van een geldig Nederlands accijnszegel.
5. Daarnaast zijn ook sigaretten aangetroffen in een oplegger met het kenteken
[kenteken] , die eigendom is van eiseres. Het gaat om:
- 9 pallets met 28 dozen op een pallet a 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk Toros 2005
- 5 pallets met 28 dozen met daarin 50 sloffen a 200 sigaretten van het merk President
(Gold).

Geschil

6. In geschil is of verweerder de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente terecht en zo ja, naar het juiste bedrag, heeft opgelegd. Niet in geschil daarbij is dat voor de aangetroffen sigaretten geen accijns is afgedragen.
7. Eiseres is van mening dat verweerder de naheffingsaanslag ten onrechte heeft opgelegd. Eiseres betwist dat de illegale sigaretten bij haar voorhanden waren. Eiseres stelt dat zij op basis van vertrouwen goederen voor klanten opslaat in het pand en daarbij niet controleert of nagaat om wat voor goederen het gaat. Eiseres wist niet dat de klant (illegale) sigaretten had opgeslagen. Die wetenschap is een vereiste om te kunnen naheffen. Eiseres stelt dat haar in ieder geen verwijt gemaakt kan worden.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt de opgelegde naheffingsaanslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Verweerder heeft zowel aan eiser als aan de holding een naheffingsaanslag ten bedrage van € 2.696.630 opgelegd, alsmede een belastingrentebeschikking van € 43.
11. Ter zitting heeft de directeur verklaard dat ene [naam 4] langs kwam en vroeg of het bedrijf containers wilde lossen op het bedrijfsterrein. Later kwam er een Pools vrachtwagentje met twee pallets. Die zijn opgeslagen in de bedrijfsloods. Enkele weken later kwam [naam 4] weer en zei dat er die maandag een container zou komen. [naam 4] vroeg of hij die ook wilde lossen. Dat was een grote vrachtwagen die uit de haven kwam. Die maandag werd de container geplaatst en op woensdag heeft hij het zegel eraf geknipt. Hij heeft toen de container gelost en de pallets weggezet in de bedrijfsloods. Die woensdag heeft [naam 4] gevraagd of de directeur de inhoud van de containers wilde verpakken in dozen. Er kwam een Roemeens klein vrachtwagentje die verpakkingsmateriaal bracht. Bij het verpakken in dozen heeft de directeur geconstateerd dat het om sigaretten ging. De donderdag heeft de directeur gevraagd of [naam 4] papieren had van de Kamer van Koophandel. Die zou hij die vrijdag meebrengen. Maar op vrijdag is de FIOD-inval geweest. De directeur heeft verklaard dat hij mondeling met [naam 4] heeft afgesproken dat eiseres € 250 zou ontvangen voor het legen van de container en € 2 per pallet per week voor de opslag ervan. Het verpakken zou € 3 per doos kosten. Hier is geen schriftelijke vastlegging van. Dat is een meer voorkomende werkwijze in de transportbranche, aldus de directeur.
12. De rechtbank is ten eerste van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van de onveraccijnsde sigaretten. [1] Eiseres heeft als huurder van de loods in ieder geval faciliteiten verleend, te weten opslag van de sigaretten, aan [naam 4] waardoor het voorhanden hebben van de sigaretten mogelijk werd gemaakt. [2] De stelling van eiseres dat de sigaretten haar niet feitelijk ter beschikking hebben gestaan, maakt dit oordeel niet anders. Als belastingplichtige voor de accijns kan ook een persoon worden aangemerkt die niet de feitelijke beschikkingsmacht over de accijnsgoederen heeft, maar wel betrokken is bij het voorhanden hebben. [3] Dat eiseres aanvankelijk niet op de hoogte was dat zij onveraccijnsde sigaretten opsloeg, maakt het oordeel niet anders. De wetenschap dat het om accijnsgoederen gaat is namelijk geen vereiste. Eiseres is accijnsplichtig als sprake is van betrokkenheid bij het voorhanden hebben van onveraccijnsde accijnsgoederen en daarvan is sprake. Overigens was eiseres in elk geval vanaf woensdag 7 oktober 2020 op de hoogte van het feit dat zij sigaretten opsloeg voor de nieuwe klant.
13. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat eiseres geen enkel verwijt te maken valt. Eiseres slaat goederen van derden bedrijfsmatig op in haar bedrijf. Eiseres neemt daarmee een risico dat zij onveraccijnsde goederen opslaat. Het ligt op haar weg om dit risico zo klein mogelijk te maken en zich te vergewissen van de aard van de goederen die zij opslaat. Bovendien kan van haar verwacht worden dat zij registreert met welke partij zij handelt en om daarbij contractueel waarborgen overeen te komen. Dat heeft zij verwijtbaar nagelaten. Eiseres weet namelijk niet meer dan dat de klant voor wie zij de sigaretten heeft opgeslagen [naam 4] heet en dat [naam 4] contact had met een Roemeen, en eiseres heeft niets schriftelijk vastgelegd. Eiseres heeft dan op geen enkele manier proberen te waarborgen dat zij geen illegale praktijken faciliteerde.
14. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de naheffingsaanslag. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de naheffingsaanslag ook naar het juiste bedrag is opgelegd. Het beroep is daarom ongegrond.
15. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. De uitspraak op bezwaar blijft daarom in stand.
17. Omdat het beroep ongegrond is hoeft verweerder het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden en krijgt eiseres ook geen vergoeding van gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de accijns in combinatie met artikel 51, eerste lid, onderdeel b van die wet.
2.Vergelijk de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 januari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:16, r.o. 4.5.
3.Artikel 51, eerste lid, onderdeel b van de Wet op de accijns.