Op 1 augustus 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in zes samenhangende zaken die betrekking hebben op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. drs. J.M.C. Niederer, hebben informatie opgevraagd over verkeers- en parkeerovertredingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van misbruik van recht, omdat de verzoeken niet zijn gedaan met het doel om informatie openbaar te maken, maar om geldelijke compensatie te verkrijgen in de vorm van proceskosten en dwangsommen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er geen sprake is van misbruik van recht, en heeft hen niet-ontvankelijk verklaard in hun beroepen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken waarin Niederer als gemachtigde ook al was geconfronteerd met beschuldigingen van misbruik van recht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het procesgedrag van Niederer in het verleden een indicatie vormt voor het huidige gedrag, en dat de verzoeken in wezen zijn ingediend om financiële voordelen te behalen ten koste van de overheid. De rechtbank heeft besloten om geen proceskosten aan de zijde van de verweerders toe te kennen, omdat de mogelijkheid om eisers te veroordelen in de proceskosten niet op zitting is besproken.