ECLI:NL:RBNHO:2016:11018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
C/15/249335 HA RK 16-188
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening

Op 6 oktober 2016 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. J.M. Janse van Mantgem, mr. M.P. de Valk en mr. S. Slijkhuis, die betrokken waren bij de behandeling van verschillende bestuursrechtelijke zaken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoekers op 2 augustus 2016 op de hoogte waren van de samenstelling van de meervoudige kamer die de hoofdzaken zou behandelen. Het verzoek tot wraking is pas op de zitting van 6 oktober 2016 ingediend, vlak voor de behandeling van de hoofdzaken, wat in strijd is met artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer oordeelt dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig is ingediend. Bovendien is er sprake van misbruik van het rechtsmiddel wraking, waardoor toekomstige wrakingsverzoeken van verzoekers in de hoofdzaken niet in behandeling worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Zaaknummer C/15/249335 HA RK 16-188
Beslissing van 11 oktober 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:

1.[verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,

3. [verzoeker 3] ,

4. [verzoeker 4] ,

5. [verzoeker 5] ,

6. [verzoeker 6] ,

7. [verzoeker 7] ,

8. [verzoeker 8] ,

9. [verzoeker 9] ,

10. [verzoeker 10] ,

11. [verzoeker 11] ,

12. [verzoeker 12] ,

13. [verzoeker 13] ,

14. [verzoeker 14] ,

15. [verzoeker 15] ,

16. [verzoeker 16] ,

17. [verzoeker 17] ,

verzoekers
(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer)
Het verzoek is gericht tegen:
mrs. J.M. Janse van Mantgem, M.P. de Valk, S. Slijkhuis,
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben op 6 oktober 2016 schriftelijk de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuursrecht, locatie Haarlem aanhangige zaken met als zaaknummers HAA 13/4811, 15/3837, 15/4706, 15/3811, 15/5790, 15/5792, 15/5401, 15/3839, 15/5789, 15/3887, 15/4819, 15/3778, 15/3810, 15/4827, 15/3914, 15/3916, 15/2588, 13/1671 en 13/1757, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Bij beslissing van 10 oktober 2016 heeft de wrakingskamer in de zaak geregistreerd onder het nummer C/15/249465 HA RK 16-190 het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling genomen.
1.4
Bij beslissing van 11 oktober 2016 heeft de wrakingskamer in de zaak geregistreerd onder het nummer C/15/249535 HA RK 16-192 een hernieuwd verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling genomen en bevolen dat het wrakingsverzoek in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer.
1.5
Het verzoek tot wraking van 6 oktober 2016 is ter zitting van de wrakingskamer van 11 oktober 2016 behandeld. Verzoekers, de rechters en de wederpartijen in de hoofdzaken zijn in de gelegenheid gesteld te worden verhoord. Van deze gelegenheid is door geen van de partijen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoekers ten aanzien van de wraking van de rechters

2.1
Verzoekers hebben wrakingsgronden aangevoerd zoals verwoord in het eerste schrijven van hun gemachtigde van 6 oktober 2016.

3.Het standpunt van de rechters

3.1
De rechters hebben hun standpunt uiteengezet zoals verwoord in hun schriftelijke reactie van 6 oktober 2016.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het verzoek tot wraking gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.2.1
De wrakingskamer stelt het volgende vast.
4.2.2
Bij uitspraak van 1 augustus 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:6394 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in zes zaken waarin de gemachtigde van verzoekers als gemachtigde optrad. Van deze meervoudige kamer maakten onder meer deel uit mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. M.P. de Valk.
4.2.3
Bij brieven van 2 augustus 2016 en 23 augustus 2016 heeft de rechtbank aan de gemachtigde van verzoekers een uitnodiging verstuurd voor het bijwonen van de behandeling van de hoofdzaken op de zitting van 6 oktober 2016 om 13.00 uur. In de uitnodiging van 2 augustus 2016 is vermeld dat de hoofdzaken door drie rechters, te weten mr. J.M. Janse van Mantgem, mr. M.P. de Valk en mr. S. Slijkhuis zullen worden behandeld.
4.2.4
Op 6 oktober 2016 heeft de gemachtigde van verzoekers vervolgens een schriftelijk verzoek tot wraking van de rechters ingediend, nadat de griffie van de rechtbank hem telefonisch desgevraagd had bevestigd dat bezetting van de meervoudige kamer ongewijzigd was gebleven.
4.3
Blijkens het schriftelijke verzoek tot wraking van 6 oktober 2016 vormt reden van de wraking dat de meervoudige kamer die de hoofdzaken op 6 oktober 2016 zou gaan behandelen deels van gelijke samenstelling is als die op 1 augustus 2016 uitspraak heeft gedaan in eerdere zaken van de gemachtigde van verzoekers.
4.4
De wrakingskamer stelt vast dat de feiten en omstandigheden die voor verzoekers aanleiding hebben gegeven om tot wraking van de rechters over te gaan omstreeks
2 augustus 2016 bij hen bekend zijn geworden. Reeds toen is hen immers duidelijk geworden dat de meervoudige kamer die de hoofdzaken op 6 oktober 2016 zou behandelen grotendeels van gelijke samenstelling zou zijn als die op 1 augustus 2016 uitspraak heeft gedaan. Pas in de loop van de ochtend van 6 oktober 2016, vlak voor aanvang van de zitting waarop de hoofdzaken zouden worden behandeld, hebben verzoekers hun wrakingsverzoek ingediend. Het verzoek is daarmee – in strijd met het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb – niet gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen aan verzoekers bekend zijn geworden. Al aangenomen dat de samenstelling van een meervoudige kamer in de praktijk nog wel eens verandert na het versturen van de uitnodigingsbrieven, zoals verzoekers ter onderbouwing van het tijdstip van indiening van hun wrakingsverzoeken hebben aangevoerd, leidt dat niet tot het oordeel dat van verzoekers niet had mogen worden verwacht dat zij zo snel mogelijk na ontvangst van de uitnodiging en de bekendmaking van de behandelend rechters op 2 augustus 2016 waren overgegaan tot wraking van genoemde rechters.
4.5
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is.
4.6
De wrakingskamer ziet verder aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Awb, omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Dit betekent dat volgende wrakingsverzoeken van verzoekers in de hoofdzaken niet in behandeling worden genomen.

5.Beslissing

De wrakingskamer
5.1
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk,
5.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen,
5.3
beveelt de griffier onverwijld aan de gemachtigde van verzoekers, de rechters en de wederpartijen in de hoofdzaken een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaken daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de sectie bestuursrecht.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. A.C. Terwiel en
mr. M. Mateman, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.I.K. Baart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.