Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[verzoekster], uit [plaats], verzoekster
Inleiding
Proceskostenveroordeling beroep tegen het bestreden besluit van 26 april 2022
Wat ging er aan het verzoek tot schadevergoeding vooraf?
- Loonschade.
- Pensioenschade.
- De declaraties van reiskosten over de periode van 5 februari 2021 tot en met 22 februari 2022.
- Een Excel-overzicht met de kosten “gerelateerd aan bezwaren, die nog verrekend moeten worden met de werkgever en die van toepassing zijn voor het UWV”
Het UWV kan zich voorstellen dat het besluit van 22 december 2021 in zekere mate spanning en frustratie heeft opgeleverd. Dit betekent op zichzelf nog niet dat sprake is van een aantasting in de persoon, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verzoekster heeft geen enkele onderbouwing gegeven dat hiervan wel sprake was. Het verzoek voor een vergoeding van immateriële schade wijst het UWV daarom af.
€ 3.994,02. Het UWV merkt wel op dat na het uitreiken van het besluit van 24 januari 2023 bekend is geworden dat verzoekster een premievrij deel pensioenpremie ontvangt. Daarmee is door het UWV van een te hoog bedrag aan schade in de pensioenpremie uitgegaan. Besloten is door het UWV om daarmee geen rekening te houden. Ten aanzien van de geclaimde vakantie-uren overweegt het UWV dat verzoekster per 29 december 2021 op arbeidskundige gronden voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Op grond van de rechtspraak is volledige arbeidsongeschiktheid op arbeidskundige gronden onvoldoende om aan te nemen dat in het derde ZW-jaar redelijkerwijs geen vakantiedagen hadden kunnen worden opgenomen, zodat geen sprake is van schade doordat die dagen niet genoten zijn. [4] Ook heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij in een situatie zou hebben verkeerd waarin zij redelijkerwijs niet in staat zou zijn geweest om vakantiedagen op te nemen. In dat verband merkt het UWV nog op dat verzoekster in het gesprek op 5 augustus 2022 met de consulent van de afdeling AJD Ontslag als reden voor een mogelijk noodzakelijk uitstel van het geven van een verweer heeft doorgegeven vakantie te hebben van 8 tot en met 29 augustus 2022. Voor wat betreft de immateriële schade verwijst het UWV naar de besluiten van 24 januari 2023 en van 9 maart 2023.
6 oktober 2022 wel een loonsanctie had opgelegd.
,in aansluiting op artikel 7:629 van het BW, in artikel 5.11, eerste lid, vanaf maand 19 van de ziekteperiode in principe recht bestaat op 70% van het loon. In de volgende situaties bestaat volgens artikel 5.11, tweede lid, van de cao recht op 85% van het loon vanaf maand 19:
- de medewerker doet activiteiten die als doel hebben dat ze weer gaat werken. Deze activiteiten moeten onderdeel zijn van een re-integratieplan;
- de medewerker volgt scholing of training. Deze scholing of training heeft als doel dat ze weer gaat werken;
- de medewerker gaat werken in een functie waarvoor een lager salaris geldt. Dit kan bij de eigen werkgever zijn. Of bij een andere werkgever.