Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2025 in de zaken tussen
[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser
[kind 3],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 5 juni 2025, zijn de asielaanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelt dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, en dat de besluiten van de minister om de aanvragen niet in behandeling te nemen in stand kunnen blijven. Eisers betogen dat de minister niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, gezien de medische situatie van hun oudste dochter en de tekortkomingen in de Franse asielprocedure. De rechtbank overweegt dat er geen structurele en ernstige tekortkomingen zijn aangetoond die een reëel risico op schending van mensenrechten met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen bijzondere kwetsbaarheid is en dat de overdracht aan Frankrijk niet in strijd is met de Dublinverordening. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard.