ECLI:NL:RVS:2023:3737

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
202306091/1/V2 en 202306091/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had op 28 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 september 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Frankrijk geen opvang kan krijgen. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die geen wezenlijk ander beeld schetsen van de opvang van asielzoekers in Frankrijk. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet noodzakelijk is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023.

Uitspraak

202306091/1/V2 en 202306091/2/V2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 september 2023 in zaak nr. NL23.24764 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft in haar uitspraak namelijk terecht overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Frankrijk geen opvang kan krijgen. Anders dan de vreemdeling betoogt, schetst het AIDA Country Report: France (update 2022) geen wezenlijk ander beeld van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan al eerder naar voren is gekomen in het AIDA Country Report: France (update 2021) (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1318, waarin de Afdeling de motivering onder 6 van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1715, heeft overgenomen).
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023
314-986