ECLI:NL:RBDHA:2023:14523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
NL23.18109 en NL23.18110
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht van een kwetsbare alleenstaande vrouw met baby naar Frankrijk, beroep gegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een alleenstaande vrouw van Soedanese nationaliteit, die samen met haar baby asiel heeft aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 augustus 2023, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Eiseres voerde aan dat een gedwongen terugkeer naar Frankrijk zou leiden tot refoulement naar Soedan, waar zij wordt gezocht. Ook vreesde zij voor detentie bij terugkeer naar Frankrijk en stelde dat er een reëel risico bestond dat zij en haar baby geen opvang zouden krijgen in Frankrijk.

De rechtbank oordeelde dat de garanties van Frankrijk om de asielaanvraag in behandeling te nemen onvoldoende waren om aan te nemen dat er geen risico op refoulement zou zijn. De rechtbank constateerde dat er in Frankrijk een tekort aan opvangplaatsen is, wat een reëel risico voor eiseres en haar baby met zich meebrengt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werden de proceskosten aan eiseres toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.18109 (beroep)
NL23.18110 (voorlopige voorziening)
[v nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1988, van Soedanese nationaliteit, eiseres en verzoekster, hierna te noemen: eiseres
mede namens haar minderjarige kind:

[kind] ,

geboren op [geboortedatum 2] 2023, van Soedanese nationaliteit
(gemachtigde: mr. A. Szirmai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op de zitting van 17 augustus 2023 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]
in de Arabische taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Uit het EU-Vis resultaat blijkt dat Frankrijk een visum heeft verleend aan eiseres met een geldigheidsduur van [medio 2] november 2021 tot [medio 3] december 2022. Op [medio 4] november 2022 heeft eiseres een verzoek om internationale bescherming in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op [medio 1] februari 2023 bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op [medio 1] april 2023 aanvaard.
3. Eiseres voert aan dat een gedwongen terugkeer naar Frankrijk zal resulteren in refoulement naar Soedan. Daarnaast zal Frankrijk direct aan Soedan doorgeven dat zij in Frankrijk is. Dat eiseres wordt gezocht en daarmee deze vrees reëel is, blijkt wel uit het feit dat eiseres inmiddels een e-mail heeft ontvangen van Interpol waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat zij wordt gezocht. Hieruit blijkt de band tussen Frankrijk en Soedan, terwijl dit volgens eiseres ook blijkt uit de door haar overgelegde vliegtickets, foto’s en gesprekken.
Ook vreest eiseres voor haar ex-echtgenoot, van wie zij een doodsbedreiging heeft ontvangen en de paramilitaire groepering waartoe haar ex-echtgenoot toebehoort. Zij zoeken haar in Frankrijk. Voorts loopt eiseres het risico om bij terugkeer naar Frankrijk direct in detentie te worden geplaatst, samen met haar baby. Tot slot zal terugkeer naar Frankrijk leiden tot materiële deprivatie en daarmee een schending van artikel 4 van het Handvest [2] . Eiseres verwijst in dit kader naar het AIDA [3] - rapport (update 2022) waaruit blijkt dat Frankrijk reeds jaren kampt met een schrijnend tekort aan opvangcapaciteit. Ook om die reden kan eiseres niet aan Frankrijk worden overgedragen, aldus eiseres.
4. De rechtbank overweegt dat Frankrijk met het claimakkoord van [medio 1] april 2023 heeft gegarandeerd dat Frankrijk de asielaanvraag van eiseres in behandeling zal nemen wanneer zij terugkeert naar Frankrijk. De garantie om de aanvraag in behandeling te nemen omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd met het verbod van refoulement zal zijn. De e-mail van het Franse Interpol aan eiseres is onvoldoende om aannemelijk te maken dat eiseres een reëel risico loopt op indirect refoulement bij een overdracht aan Frankrijk, dan wel dat Frankrijk aan Soedan zal doorgeven wanneer zij in Frankrijk arriveert. In de e-mail staat immers enkel dat eiseres niet is komen opdagen op de bijeenkomst van Interpol in [plaats] , dat nadien niemand iets van haar heeft vernomen en dat eiseres daarom wordt verzocht via e-mail of telefoon spoedig contact met hen op te nemen. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
5. Voorts kunnen de door eiseres overgelegde doodsbedreigingen evenmin tot de conclusie leiden dat verweerder eiseres niet kan overdragen aan Frankrijk. Verweerder heeft daarbij kunnen wijzen op de mogelijkheid van het inschakelen van hulp en/of bescherming van de Franse politie.
6. Eiseres heeft voorts niet onderbouwd waarom het reëel is te achten dat zij samen met haar baby zal worden gedetineerd bij een overdracht aan Frankrijk. De verwijzing naar de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 mei 2023 (nr. 4289/21 A.C. en M.C. vs. Frankrijk en nr. 7534/20 A.M. e.a. vs. Frankrijk) biedt deze onderbouwing in ieder geval niet. Ook deze beroepsgrond kan niet slagen.
7.1
De laatste beroepsgrond van eiseres slaagt wel. De rechtbank constateert dat uit het AIDA-rapport blijkt dat ondanks inspanningen van de Franse autoriteiten ongeveer 40% van de asielzoekers in Frankrijk geen opvangplek hadden aan het eind van 2022. Ten aanzien van Dublinclaimanten valt op pagina 104 te lezen: “
In practice, however, many persons subject to Dublin procedures (applicants or returnees) live on the streets or in squats because of the overall lack of places.”Niet iedere Dublinclaimant in Frankrijk zal dus direct toegang krijgen tot de opvang, waardoor er dus ook een reëel risico bestaat voor eiseres en haar negen maanden oude baby om op straat te belanden. Hiermee bestaat er ook een reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM [4] . In de praktijk kan dit immers betekenen dat eiseres tijdelijk verstoken blijft van de noodzakelijk voorzieningen voor (de verzorging van) haar baby.
7.2
Verweerder dient dan ook het risico van tijdelijk geen opvang kunnen krijgen, af te zetten tegen het gegeven dat eiseres een alleenstaande vrouw is met een baby, en daardoor als kwetsbaar moet worden beschouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het aan verweerder is om te onderzoeken wat een feitelijke overdracht aan Frankrijk voor eiseres en haar baby zal betekenen, en dit in zijn overwegingen met betrekking tot artikel 17 van de Dublinverordening mee te nemen. Het beroep zal daarom gegrond verklaard worden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb [5] dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling € 2.511,- aan proceskosten aan eiseres
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Soldt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Handvest van de gronderechten van de Europese Unie.
3.Asylum Information Database.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Algemene wet bestuursrecht.