ECLI:NL:RBDHA:2022:13342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
NL21.14453 en NL21.14456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Russische eisers met medische problematiek en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Russische eisers en hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd, omdat de aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte als ongegrond zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat alle medische beroepsgronden van de eisers slagen. De eisers, die Russische nationaliteit hebben, hebben ernstige medische problemen, waaronder psychische klachten en littekens die verband houden met geweld in hun thuisland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van de eisers bij het horen en beslissen over hun asielaanvragen. De rechtbank heeft ook gewezen op de noodzaak van forensisch medisch onderzoek, dat niet is uitgevoerd, en heeft benadrukt dat de staatssecretaris zich moet vergewissen of de eisers na terugkeer in Rusland toegang hebben tot de benodigde medische zorg. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvragen van de eisers, met inachtneming van de bevindingen van de rechtbank en de medische rapportages. De rechtbank heeft tevens de proceskosten van de eisers toegewezen, inclusief de kosten van de iMMO-rapportage.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.14453, NL21.14456

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
en
[eiseres], eiseres
V-nummer: [nummer]
hierna gezamenlijk te noemen eisers,
mede namens hun minderjarige kinderen:

[naam]

V-nummer: [nummer]
[naam]
V-nummer: [nummer]
[naam]
V-nummer: [nummer]
[naam]
V-nummer: [nummer]
[naam]
V-nummer: [nummer]
[naam]
V-nummer: [nummer]
, geboren op [geboortedag] 2022,
Allen van Russische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P. van Zijl ).

ProcesverloopBij (bestreden) besluiten van 18 augustus 2021 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Hierbij heeft hij eveneens bepaald dat eisers geen reguliere verblijfsvergunning krijgen. Aan eiser en dochter [naam] is bij deze besluiten tijdelijk uitstel van vertrek verleend voor de periode 11 augustus 2021 tot 11 februari 2022 of zoveel korter, als eerder op de ambtshalve beoordeling is beslist omdat ten aanzien van eiser en ten aanzien van dochter [naam] advies aan het BMA gevraagd is en dit advies nog niet gereed is. Bij besluiten van 6 januari 2022 is bepaald dat aan eiser en aan dochter [naam] geen (verder) uitstel van vertrek wordt verleend.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Bij aanvulling van de beroepsgronden hebben eisers een kopie van een oproep voor eiser van de Russische Federatie in het kader van de mobilisatie in Rusland overgelegd.
Partijen hebben op verzoek van de rechtbank een nader schriftelijk standpunt ingenomen over bovengenoemde (kopie van de) oproep en de voortgang van de procedure.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft ter zitting, na de behandeling van het beroep en vóór sluiting van het onderzoek, een voorlopig oordeel gegeven, dit voorlopige oordeel ook toegelicht en beide partijen toegelicht waarom de rechtbank het onderzoek sluit en een einduitspraak zal doen.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eisers hebben de Russische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedag] 1977 respectievelijk [geboortedag] 1985. Eisers hebben zeven minderjarige kinderen, zoals hierboven genoemd, in de leeftijd van 0,5 tot 16 jaar oud.
2. Eisers hebben op 15 oktober 2019 hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: asielaanvragen) ingediend. Deze asielaanvragen zijn bij besluiten van 11 december 2019 niet in behandeling genomen, nu Litouwen volgens verweerder verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen. De hiertegen gerichte beroepen zijn bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 7 februari 2020 (NL19.30394 en NL19.30396), gegrond verklaard – kort samengevat – omdat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de potentiële gevolgen van overdracht voor de medische situatie van eiser. Hierna heeft verweerder Bureau Medische Advisering (BMA) om advies gevraagd. BMA heeft verweerder op 10 maart 2020 advies uitgebracht. Verweerder heeft vervolgens bij besluiten van 12 maart 2020 opnieuw beslist op de asielaanvragen van eisers, en deze aanvragen wederom niet in behandeling genomen vanwege verantwoordelijkheid van Litouwen.
3. Op 13 juli 2020 heeft verweerder eisers vervolgens laten weten dat de besluiten van 12 maart 2020 zullen worden ingetrokken vanwege het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening (Verordening EU 604/2013). Eveneens is medegedeeld dat zij zullen worden opgenomen in de nationale procedure.
4. Eisers hebben vervolgens op 7 februari 2020 de huidige asielaanvragen ingediend.
Asielrelazen
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser was van 2014 -2015 werkzaam bij een televisiezender genaamd [naam] (afgekort tot [naam] ) in [woonplaats] . Dit naast zijn werk als verkoper in een herenkledingwinkel. In eerste instantie werkte hij op deze plek als cameraman en later als journalist. Toen hij daar als journalist werkte kreeg hij in het voorjaar van 2015 van een vriend ( [naam] ) op een dag de vraag of hij mee wilde gaan om opname te maken bij een schietincident toen hij bij het televisiestation was. Dat schietincident gebeurde in [woonplaats] bij een fabriek. Daar zag hij een man in een militair uniform die naar een auto rende, instapte en wegreed. Hij zag ook een andere man die op de grond lag. Eiser heeft alleen gezien dat iemand vermoord werd en dat een man wegreed. [naam] heeft opnames gemaakt van de man die weg was gerend. Die opnames staan op een usb-stick. Eiser werd vervolgens thuis door de politie opgepakt. Zij hebben hem beschuldigd van overval of diefstal. Eiser is meegenomen naar het bureau. Daar werd eiser ondervraagd over de opnames en de usb-stick. Eiser is door de agenten mishandeld en in de avond of in de nacht weer vrijgelaten. Later is hij voor een tweede keer mishandeld door mannen in uniformen. Eiser werd toen wakker in het ziekenhuis waar hij twee weken heeft doorgebracht. Eiser is daarna ondergedoken en heeft op wisselende adressen bij familie verbleven. Zijn vrouw verbleef eerst in hun huis maar woonde met de kinderen later bij haar moeder. Zijn vrouw en gezin zijn ook mishandeld door mensen in militaire uniformen. Zijn dochter [naam] is hierbij tegen de muur gegooid. Eiser vreest voor deze personen. Hij vermoedt dat het de autoriteiten betreft. Van zijn buurman heeft hij vernomen dat deze personen ook na zijn vertrek in zijn huis zijn geweest. Daarbij hebben zij een raam en de deur geforceerd.
6. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. De problemen van eiseres houden verband met de problemen die haar man had toen hij als journalist werkte voor het televisiestation. Deze gebeurtenissen zijn begonnen in 2015. Eiseres’ man heeft twee weken in het ziekenhuis gelegen toen hij was mishandeld. Hij is naar familie gegaan nadat hij uit het ziekenhuis kwam. Eiseres’ man heeft bij zijn familie 1.5 jaar verbleven. In die periode hebben zij gescheiden geleefd. Ook eiseres kreeg te maken met mishandelingen. Mannen in militaire uniformen kwamen het huis binnenvallen op zoek naar haar man. Eiseres werd toen in elkaar geslagen en dochter [naam] werd zo hard geduwd, dat zij met haar hoofd tegen de muur aankwam. Sindsdien is haar zicht flink verslechterd en kijkt zij scheel. Eiseres is sinds die tijd heel erg bang en dit heeft zijn weerslag op het gezin. Eind 2017 zijn ze het land uit gevlucht en dit kon niet eerder omdat ze in shock was en in afwachting was van de goede papieren. Ze vreest ervoor dat haar gezin zal worden gedood. Eiseres heeft van haar toenmalige buren gehoord dat geüniformeerde mannen na hun vertrek nog hun huis binnen zijn gestormd . Eiseres vertelt dat haar man twee zelfmoordpogingen in Duitsland heeft gedaan. In Nederland gebruikt hij medicatie voor zijn suïcidale gedachten. Ook haar dochter [naam] heeft een poging tot zelfmoord gedaan. Haar kinderen lijden onder de situatie.
Bestreden besluiten
7. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst
- Eiser heeft gewerkt als journalist
- Eisers hebben problemen ondervonden met de autoriteiten vanwege opnames van een schietincident.
8. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers ongegrond verklaard op grond van artikel 31 van de Vw 2000. Daarbij heeft verweerder eisers niet ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning verstrekt. Verweerder heeft eiser en dochter [naam] bij de bestreden besluiten tijdelijk uitstel van vertrek verleend en op 6 januari 2022 beslist dat geen verder uitstel van vertrek wordt verleend.
Standpunt verweerder geloofwaardigheid
9. Verweerder volgt de door eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder gelooft eveneens dat eiser heeft gewerkt als journalist. Niet wordt echter geloofwaardig geacht dat eisers problemen hebben ondervonden met de autoriteiten vanwege opnames van een schietincident. Het wordt opmerkelijk geacht dat de autoriteiten naar aanleiding van het schietincident zijn uitgekomen bij eiser. Eiser heeft ten aanzien van de problemen met de politie en gevolgen daarna op meerdere punten wisselend, summier en vaag verklaard. Zo kan eiser niet benoemen naar welk politiebureau hij is gebracht. Ook heeft eiser wisselend verklaard over het contact met zijn collega [naam] na zijn vrijlating. Bovendien heeft eiser wisselend verklaard over of hij na het incident nog terug is gegaan naar zijn werk. Eiser kan niet onderbouwen dat hij door de autoriteiten is mishandeld, hij weet niet meer te verklaren dan dat hij werd aangevallen door drie mannen, waarvan een in een militair uniform was en sportschoenen en de anderen in burgerkleding. Hij weet geen details te verschaffen over de mishandelingen. Ook de mishandeling van eiseres acht verweerder ongeloofwaardig omdat zij niet concreet kan zij verklaren over wie haar heeft mishandeld en het verband tussen de mishandeling en de problemen van haar man niet heeft onderbouwd. Dat de oudste dochter van eisers kampt met psychische en lichamelijke problemen betwist verweerder niet. Wel wordt betwist dat het causaal verband tussen deze problemen en de gestelde problemen van eiser is onderbouwd/aannemelijk is gemaakt. Verweerder geeft ook aan dat eisers in de periode dat zij zaten ondergedoken een internationaal paspoort hebben aangevraagd en verkregen en daarvoor tweemaal naar dezelfde instantie zijn gegaan. Volgens verweerder valt niet in te zien dat zij vrijelijk paspoorten konden verkrijgen terwijl de autoriteiten naar eisers op zoeken zouden zijn. Hierbij vindt verweerder dat eisers voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hierover te verklaren. De zienswijze dient er niet toe om op essentiële onderdelen van het relaas aanvullingen op de verklaringen uit het gehoor in te dienen. Verweerder volgt ook dat eisers momenteel nog gezocht worden. Met de verklaring van een foundation van de datum 24 augustus 2018 maakt eiser volgens verweerder zijn problemen evenmin aannemelijk, aangezien hieruit enkel volgt dat eiser een verzoek heeft ingediend voor juridische hulp op grond van wederrechtelijke handelingen van agenten. Bovendien kan een ieder zo’n verzoek indienen.
Standpunt verweerder medisch
10. In de medische situatie van eiser, waaronder hetgeen daarover is opgemerkt in het FMMU advies van 5 februari 2021, ziet verweerder geen reden om voornoemde tegenwerpingen in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling niet tegen te werpen. Verweerder heeft het FMMU-advies in acht genomen en bij het horen is rekening gehouden met de beperkingen van eiser. Uit het rapport van het gehoor blijkt niet dat eiser ten tijde van het gehoor onmiskenbaar niet in staat was zijn relaas naar voren te brengen. Van eiser had meer verwacht mogen worden ten aanzien van zijn verklaringen. Daarbij komt nog dat eiser over zijn problemen meermaals wisselend, summier is en vaag blijft in zijn verklaringen, terwijl hij in zijn verklaringen over zijn werk(verleden) wel duidelijk, uitgebreid en vrij precies kan vertellen. Hoewel eiser heeft aangegeven dat zijn geheugen te wensen overlaat maakt het contrast tussen deze verklaringen dat niet valt in te zien waarom eiser over zijn problemen vaag, summier en wisselend is. Eiser heeft in het nader gehoor bovendien aangegeven dat hij gehoord kon worden en ook het gehoor wilde voortzetten. Verweerder ziet geen reden om een (nader forensisch) onderzoek te starten nu eiser middels zijn verklaringen zijn gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt en met de uitkomsten van een dergelijk onderzoek niet de causale relatie kan aantonen ten aanzien van de problemen van eiser en de gestelde aanleiding daartoe. Ook de waarneming van littekens zegt volgens verweerder nog niets over het door eiser gestelde causale verband. Verweerder overweegt dat van eiser niet wordt verwacht dat hij exacte data kan onthouden en reproduceren of exact kan na vertellen wat er is gebeurd in het verleden. Wel wordt van hem verwacht dat hij bij benadering de gevraagde informatie kan achterhalen. Uit het FMMU rapport blijkt dat eiser gehoord kon worden. Er is in de gehoren viermaal een pauze ingelast en er is gelet op de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van eiser. Eiser heeft meerdere malen aangegeven dat hij gehoord kon worden en dat hij het gehoor wilde voortzetten. Aan het einde van het nader gehoor had hij geen op- of aanmerkingen en bij correcties en aanvullingen wordt niets gezegd over het FMMU-rapport. Verweerder ziet niet in dat hij in strijd met de Werkinstructie 2021/9 (WI 2021/09) Bijzondere procedurele waarborgen) heeft gehandeld.
Standpunt eiser(s) medisch
11. Eisers kunnen zich niet vinden in de bestreden besluiten. In beroep brengen zij daarbij nog het volgende naar voren. Ten onrechte heeft verweerder nagelaten om forensisch medisch onderzoek (FMO) te laten verrichten. Verweerder heeft in dit verband een verplichting op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32 EU) en artikel 5 van de Kwalificatierichtlijn (Richtlijn 2011/95 EU), indien hij het relevant acht. Er was in de situatie van eiser voldoende reden voor. Uit het medisch advies van FMMU volgt dat eiser kampt met geheugenproblemen. Ook blijkt uit dit advies dat hij littekens heeft op enkele plekken. Uit het rapport nader gehoor blijkt vervolgens dat hij zelf ook verklaart aan geheugenverlies te lijden en diverse zaken niet meer te herinneren. Eiser vertelt in het nader gehoor ook dat hij mishandeld was. Tijdens het nader gehoor was eiser voorts medisch niet in orde. Tijdens de correcties en aanvullingen is aangegeven dat eiser diverse zaken niet heeft begrepen. Juist nu eisers’ relaas is gebaseerd op het zijn onderworpen aan zwaar lichamelijk of geestelijk letsel komt aan medisch onderzoek grote waarde toe als steunbewijs voor de afgelegde verklaringen. Het medisch onderzoek had plaats moeten vinden voorafgaand aan de gehoren want pas dan kan worden bezien of eiser in staat is zijn relaas wel adequaat naar voren te brengen. In dat licht is het weinig zinvol om eerst de geloofwaardigheid en zwaarwegendheid te onderzoeken en pas daarna te bezien of een medisch onderzoek is aangewezen. Zowel het FMMU-advies, als de door eiser ingebrachte medische stukken bevatten aanwijzingen voor medische problematiek die beperkingen met zich kunnen brengen ten aanzien van de capaciteit om te verklaren. In het gehoor is op verschillende punten te lezen dat eiser niet verder kan, dat hij medische klachten heeft en dat hij pauze nodig heeft. Het enkel houden van pauzes is in dit kader onvoldoende. Verweerder moet zowel bij het horen als bij het beslissen rekening houden met de vastgestelde beperkingen in het FMMU-advies. Verweerder handelt in strijd met WI 2021/9 ‘Bijzondere procedurele waarborgen’. Ten onrechte is ook ten aanzien van eiseres en de oudste dochter van eisers geen forensisch medisch onderzoek opgestart. Eisers hebben contact gezocht met het iMMO, maar daar is een lange wachtlijst en daarom is verweerder in de zienswijze al verzocht om alsnog een FMO op te starten.
Standpunt eisers geloofwaardigheid
12. Eisers voeren verder aan dat het relaas van eisers ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. De tegenwerpingen zijn niet onderbouwd en zijn gebaseerd op subjectieve aannames. Verweerder betwist niet dat eiser slachtoffer is geworden van geweld en niet wordt betwist dat mensen van de overheid eiser hebben aangehouden en overgebracht naar een politiebureau. Ook wordt niet betwist dat eiser hoofdletsel heeft opgelopen en dat hij littekens heeft en psychisch niet in orde is. Eiser heeft de straatnaam van het politiebureau niet kunnen benoemen, maar wel de beschrijving van de locatie gegeven. Verweerder had hiermee op basis van objectieve informatie onderzoek kunnen doen. Het is verder niet vreemd dat een slachtoffer van geweld op sommige punten niet gedetailleerd kan verklaren. Eiser kampt met geheugenproblemen, die door verweerder niet worden betwist. Juist nu het asielrelaas van eiser is gebaseerd op het zijn onderworpen aan zwaar lichamelijk of geestelijk geweld, kan hij dit niet aannemelijk maken met documenten. Alles gebeurde bovendien snel waardoor het voor eiser lastig was om alles waar te nemen. Verweerder heeft bovendien niet kenbaar betrokken dat eiser bij het tweede incident is opgenomen in het ziekenhuis. Voorts heeft verweerder ten onrechte niet doorgevraagd over het verkrijgen van de internationale paspoorten. De nicht van eiser heeft dat voor hen geregeld. Ten onrechte acht verweerder niet geloofwaardig dat eiser wordt gezocht. Verweerder betwist verder voorts niet dat dat eiser hulp heeft verzocht ter zake de wederrechtelijke handelingen van de agenten.
Ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling van eiseres voeren zij aan dat eiseres vanwege het tijdsverloop niet meer in details kan treden. Eiseres heeft het psychisch zeer zwaar door de situatie van haar gezin. Ook is zij mishandeld in het land van herkomst en dit geldt ook voor haar dochter. Verweerder heeft dit niet kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft de mishandeling van eiseres ten onrechte niet als zelfstandig relevant element genoemd.

Beoordeling rechtbank

13. De rechtbank heeft partijen ter zitting na de behandeling van het beroep bij wijze van voorlopig oordeel aangegeven dat alle “medische beroepsgronden” slagen. De rechtbank heeft dit nader toegelicht en als volgt samengevat:
  • Verweerder had gelet op de FMMU-adviezen en de vele indicaties in de gehoren van eiser, waar eisers in de aanvullende gronden van beroep gedetailleerd op hebben gewezen, moeten vaststellen dat sprake is van relevante medische letsels en problematiek die verband houden met de kern van het relaas en dus zelf een FMO moeten entameren gelet op artikel 18 Procedurerichtlijn en de neerlegging van die verplichting in nationale regelgeving en eigen beleid;
  • Een FMMU-advies is een advies dat moet worden betrokken bij het horen én bij het beslissen omdat het zorgvuldig horen de door het FMMU geconstateerde beperkingen niet opheft. In de besluiten is geen enkele overweging gewijd aan de gevolgen van de beperkingen voor het beslissen en dus de beoordeling in hoeverre verweerder kan uitgaan van de afgelegde verklaringen;
  • Verweerder kan het zogenoemde “onderdelenvereiste” niet ten grondslag leggen aan zijn beslissing om geen waarde toe te kennen aan de bevindingen van het iMMO;
  • Verweerder miskent de bewijswaarde van forensisch medisch onderzoek door het “niet begrijpen” dat uit forensisch medisch onderzoek nu juist wel een causale relatie tussen het relaas en de vastgestelde medische problematiek en waargenomen littekens kan blijken;
  • Verweerder dient, indien hij niet onverkort uitgaat van de bevindingen van het iMMO, een deskundige in te schakelen voor het verrichten van een zogenoemde contra-expertise.
14. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats van 15 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6543), 18 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:1381), 10 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2189), 10 november 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:12310) en 25 maart 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:2662).
15. De rechtbank heeft ter zitting van 6 december 2022 partijen opmerkzaam gemaakt op de omstandigheid dat de Afdeling op korte termijn uitspraak zou gaan doen over onder meer het zogenoemde” onderdelenvereiste” en daarbij medegedeeld dat de rechtbank de behandeling van de beroepen niet zal aanhouden in afwachting van deze uitspraak. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 7 december 2022 haar vaste jurisprudentie, waarbij zij het onderdelenvereiste in het leven heeft geroepen, verlaten en ook geconcludeerd dat aan deze juridische eis vanuit medisch wetenschappelijk oogpunt eenvoudigweg niet kan worden voldaan (ECLI:NL:RVS:2022:3615). De Afdeling heeft in deze uitspraak het juridische kader voor verweerder om iMMO-rapportages op juiste wijze in de besluitvorming te betrekken nader uiteengezet. Verweerder is door de rechtbank op 7 december 2022 geattendeerd op deze uitspraak, maar heeft hierin tot op heden geen aanleiding gezien om de besluiten in te trekken.
16. De rechtbank motiveert haar conclusie dat alle beroepsgronden die betrekking hebben op de medische aspecten van de onderhavige procedure slagen voorts als volgt
Medische adviezen in nationale procedure
17. In het kader van hun nationale procedures zijn eisers meermaals door het FMMU gezien ten aanzien van medisch advies in het kader van het horen en beslissen. Op 28 juli 2020 is door FMMU geadviseerd dat eisers door een arts gezien moeten worden voor een definitief oordeel. Op 24 oktober 2020 is eiseres door een arts van het FMMU beoordeeld. Eiser is op 5 februari 2021 door een arts van het FMMU beoordeeld. Eiseres is op 22 mei 2021 nogmaals gezien door Medifirst. Bij zowel eiser als eiseres heeft het FMMU beperkingen
ten aanzien van het horen en beslissengeconstateerd.
18. In de bestreden besluiten is niet aangeven op welke wijze met deze beperkingen rekening is gehouden bij het beslissen en bij het formuleren van tegenwerpingen op grond waarvan het relaas ongeloofwaardig is geacht. In het verweerschrift is het navolgende vermeld:
(…)
Op 6 februari 2021 is door de FMMU een advies uitgebracht waaruit naar voren komt dat eiser gehoord kan worden, maar dat beperkingen bestaan die relevant zijn voor het horen en beslissen. Opgemerkt is dat eiser psychische problemen heeft waarvoor hij psychiatrisch wordt behandeld, dat hij achterdochtig en angstig is en dat zijn geheugen te wensen overlaat zodat hij mogelijk niet altijd compleet zal kunnen verklaren. Tijdens het gehoor is rekening gehouden met de beperkingen van eiser. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat de gehoorambtenaar expliciet kenbaar heeft gemaakt dat zij op de hoogte was van het advies, maar ook dat zij meermaals aan eiser heeft gevraagd of hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde om het gehoor te laten plaatsvinden. Eiser heeft daarop bevestigend geantwoord en aangegeven dat hij het gehoor wilde doen. Tijdens het gehoor heeft de gehoorambtenaar eiser verder meerdere malen gevraagd hoe het ging en regelmatig een pauze ingelast. Ten slotte heeft eiser aangegeven dat hij tevreden was met het verloop van het gehoor. Uit het gehoor blijkt naar het oordeel van verweerder verder niet dat eiser onmiskenbaar niet in staat was om zijn relaas naar voren te brengen. Verweerder meent dan ook dat hij heeft mogen uitgaan van de door eiser tijdens het nader gehoor afgelegde verklaringen.
(…)
19. De rechtbank overweegt dat de besluiten reeds dienen te worden vernietigd omdat de besluiten geen blijk geven van het in acht nemen van de beperkingen. Het vaststellen of sprake is van beperkingen bij het horen of beslissen vergt een medische beoordeling. Dit medische oordeel kan niet worden gegeven door een hoormedewerker. Het vanwege het FMMU-advies door de hoormedewerker vergewissen of de vreemdeling een pauze nodig heeft volstaat dus niet. Evenmin kan eiser in staat worden geacht om zelf te beoordelen of hij lichamelijk en geestelijk in staat is om het gehoor te laten plaatsvinden. Daargelaten dat het maar zeer de vraag is of een vreemdeling zelf in staat is om te kunnen beoordelen of hij medisch gezien zonder beperkingen kán verklaren, miskent het stellen van deze vraag aan een vreemdeling ook dat een vreemdeling doorgaans geen “nee” zal willen zeggen omdat dit de procedure mogelijk zal vertragen en omdat niet wordt overzien dat dit niet zal worden uitgelegd als het de autoriteiten niet ter wille willen zijn. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats van 21 april 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:3705). Overigens is de maatstaf die verweerder kennelijk hanteert dat enkel niet van verklaringen mag worden uitgegaan als de vreemdeling “onmiskenbaar niet in staat is om zijn relaas naar voren te brengen” onjuist. Verweerder dient steeds als beperkingen zijn geconstateerd, deze beperkingen -kenbaar- bij zijn besluitvorming te betrekken, ook indien de bevindingen van het FMMU niet zo “stellig” zijn.
Beroepsgrond ambtshalve FMO starten verweerder
20. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder zoals vervat in de bestreden besluit dat hij niet gehouden is nader medisch onderzoek te verrichten en dat verweerder bij de gehoren voldoende rekening heeft gehouden met de vastgestelde beperkingen, onnavolgbaar is. Kortheidshalve verwijst de rechtbank voor het relevante kader ten aanzien van de afweging om een FMO te starten naar haar bovengenoemde uitspraken, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van het toetsingskader zoals uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2022, waarbij de eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2021 is bevestigd ( ECLI:NL:RVS:2022:1584).
21. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van de beschreven littekens, de psychische klachten, de door eiser overgelegde medische informatie, de FMMU-adviezen en de verklaringen van eiser een FMO had moeten starten alvorens een beslissing op de aanvraag te nemen. Verweerder had zich, voor zover eiser zijn relaas niet met zijn verklaringen reeds aannemelijk had gemaakt, er eerst van dienen te vergewissen of hij de verklaringen van eiser aan zijn beoordeling te grondslag mocht leggen of dat hij bij het beoordelen van de verklaringen rekening moest houden met het niet in staat zijn om compleet, coherent en consistent te verklaren. Tevens had verweerder moeten onderzoeken of uit forensisch medisch onderzoek steun voor de verklaringen van eiser zou blijken. Verweerder was hiertoe gehouden op grond van artikel 18 Procedurerichtlijn en zijn samenwerkingsplicht, zoals neergelegd in artikel 4 Kwalificatierichtlijn. De beroepsgronden van eisers slagen dan ook.
22. Verweerder heeft in de onderhavige procedure dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat medisch onderzoek niet relevant was gelet op de indicaties voor beperkingen om te kunnen verklaren, de mogelijke aanwezigheid van medische problematiek en de waargenomen littekens en de verklaringen van eiser over het causale verband hiertussen nu dit ziet op de kern van de asielrelazen. Verweerder heeft dus zelf geen initiatief genomen om een FMO op te starten en is daartoe evenmin overgegaan nadat eiser hem expliciet had verzocht dit te doen. Verweerder heeft deze verplichting zowel in de bestuurlijke fase als in de beroepsfase dan ook miskend, waarna eisers uiteindelijk zelf een FMO hebben ingebracht, dat alle door hen ingenomen stellingen onderschrijft.
23. In de door eiser ingebrachte iMMO-rapportage zijn eveneens conclusies getrokken over de mate van waarschijnlijkheid dat de vastgestelde littekens consistent zijn met het gestelde geweld. Ook de psychische klachten worden vanwege de aard, inhoud en het verloop van de klachten en verschijnselen beoordeeld als typerend voor het gestelde ondergane geweld in land van herkomst. Gelet op die conclusies is ook overigens aldus het standpunt dat verweerder heeft vermeld in de bestreden besluiten, dat niet valt in te zien dat een forensisch medisch onderzoek de gestelde problemen aannemelijk kan maken, niet te volgen.
Het iMMO-rapport
24. Eisers hebben hangende hun beroepen op 13 mei 2022 een FMO rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) ingediend.
25. In deze rapportage worden (op pagina 20) de volgende conclusies getrokken ten aanzien van de medische (lichamelijke en/of psychische) problematiek van eiser:
“A. Kan de medische (lichamelijke en/of psychische) problematiek zijn voortgekomen uit het gestelde geweldsrelaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag?
Ja.
A1. In welke mate, volgens de gradaties van het Istanbul Protocol, geldt dit voor de lichamelijke problematiek?
Er zijn na onderzoek 7 littekens beoordeeld. Deze zijn allen beoordeeld als consistent met het gestelde geweld. De pijn in de rechterknie is beoordeeld als consistent, de hoofdpijn en duizeligheid worden niet beoordeeld. De onrust is beoordeeld als psychosomatische klacht. De wisselende zwelling van de enkels is niet beoordeeld.
A2. In welke mate, volgens de gradaties van het Istanbul Protocol, geldt dit voor de psychische problematiek?
Ja, de geobserveerde lichamelijke en psychische spanningsklachten, de gerapporteerde
specifieke herbelevingen en de specifieke triggers en vermijding worden vanwege de aard,
inhoud en het verloop van de klachten en verschijnselen beoordeeld als typerend voor het
gestelde ondergane geweld in land van herkomst. Zie voor een uitgebreide onderbouwing
paragraaf 6.2.
B. Was er ten tijde van de eerdere asielgehoren (J01 en J03) sprake van medische problematiek die interfereert met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren in het kader van de asielaanvraag?
De geconstateerde lichamelijke en psychische problematiek van betrokkene ten tijde van de IND gehoren (J01 en J03) zal beperkingen hebben gegeven die zeer waarschijnlijk hebben
geïnterfereerd met het compleet, coherent en consistent verklaren (zie hoofdstuk 7).”
26. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de in het iMMO rapport vastgestelde medische beperkingen van eiser.
27. De rechtbank stelt vast dat in de iMMO-rapportage onderbouwd is ingegaan waarom, ook in het geval van eiser, niet voldaan kan worden aan het zogeheten onderdelenvereiste. De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar bovengenoemde uitspraken van de rechtbank, deze zittingsplaats, dat het zogeheten onderdelenvereiste, zoals iMMO aangeeft, een wetenschappelijk fundament ontbeert. Het ontbreken van een passage in de iMMO-rapportage, waarin aangegeven wordt op welke onderdelen van het relaas de vastgestelde beperkingen van invloed waren betekent daarom volgens de rechtbank niet dat verweerder in het geheel geen verplichtingen meer heeft ten aanzien van die rapportage.
28. Met het enkele standpunt dat niet voldaan wordt aan het onderdelenvereiste heeft verweerder de conclusies uit de iMMO-rapportage niet terzijde kunnen schuiven. Verweerder heeft niet gesteld dat en waarom de iMMO-rapportage niet inzichtelijk en concludent zou zijn. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voorbij mogen gaan aan de conclusies uit de iMMO-rapportage. Verweerder had of een medisch deskundige moeten inschakelen indien verweerder de conclusie uit de rapportage wenst te bestrijden, of alsnog nader moeten onderzoeken wat de betekenis van de conclusie is geweest ten aanzien van eiseres haar verklaringen in de eerdere gehoren en moeten motiveren waarom bij deze aanvraag het asielrelaas van eiseres, gelet op die conclusies uit de iMMO-rapportage, nog steeds ongeloofwaardig wordt geacht.
29. Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond van eisers dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de conclusies uit iMMO-rapportage dat de psychische problematiek van eiser zeer waarschijnlijk heeft geïnterfereerd aan het vermogen van eiseres om compleet, coherent en consistent te verklaren.
De rechtbank verwijst voor deze conclusie ook naar de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3615).
Geloofwaardigheidsbeoordeling asielrelaas
30. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder zijn besluitvorming niet met de van hem te vereisen zorgvuldigheid heeft voorbereid. Verweerder is ten onrechte integraal uitgegaan van de door eisers afgelegde verklaringen zonder -kenbaar- rekening te houden met de beperkingen die eisers hebben om te kunnen verklaren. Verweerder heeft eveneens ten onrechte nagelaten een FMO te starten om in het kader van zijn samenwerkingsplicht te bezien of medische bevinden steunbewijs kunnen opleveren en zo actief en grondig te onderzoeken of eisers bescherming behoeven. Verweerder heeft bovendien niet onderkend dat het iMMO-rapport de relazen ondersteunen en hij deze bevindingen van het iMMO moet betrekken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling indien hij deze bevindingen niet bestrijdt met een door een medisch deskundige verrichte contra-expertise. Dit alles heeft vanzelfsprekend zijn weerslag op de (rechtmatigheid van de) in de bestreden besluitvorming verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder zal dan ook opnieuw grondig en welwillend moeten onderzoeken en moeten beoordelen of de verzoeken om internationale bescherming van eisers en hun zeven minderjarige kinderen moeten worden ingewilligd. Gelet op deze conclusie behoeft de beroepsgrond dat verweerder de mishandeling van eiseres als zelfstandig element had moeten beoordelen thans geen bespreking.
Oproep mobilisatie
31. Verweerder heeft in zijn verweerschrift overwegingen gewijd aan de (kopie van de) oproep, maar tevens aangegeven dat de beoordeling van de beschermingsbehoefte indien sprake blijkt van een “echte” oproep meer tijd vergt dan thans ter beschikking staat. Eisers hebben aangegeven gelet op de aanzienlijke medische problematiek en de eerdere verplaatsing van het onderzoek ter zitting vanwege de verhindering van de eerdere gemachtigde van eisers een einduitspraak te wensen en geen nadere aanhouding. De rechtbank heeft met partijen besproken en afgesproken dat eisers zullen proberen om de originele oproep te bemachtigen en die, ongeacht van de stand van de onderhavige procedure, zullen overleggen aan verweerder. De rechtbank heeft partijen in dit kader gewezen op IB 2022/89 (“voorleggen zaken Russische Federatie”). Verweerder heeft toegezegd een originele oproep te zullen onderzoeken en naar aanleiding van die onderzoeksbevindingen een nadere beslissing te nemen of een oproep van de Russische autoriteiten in verband de mobilisatie reeds een grond voor vergunningverlening is zonder daarvoor te “eisen” dat eisers een opvolgende aanvraag indienen. Omdat het ongewis is of en wanneer eisers een originele oproep kunnen bemachtigen en omdat alle overige beroepsgronden slagen, heeft de rechtbank ter zitting en in overleg met partijen bepaald dat een einduitspraak volgt en het onderzoek in deze zaak niet wordt aangehouden in afwachting van het verkrijgen en onderzoeken van een mogelijk originele oproep.
Arrest X van het Hof van Justitie van 22 november 2022
32. Ter zitting heeft de rechtbank partijen gewezen op het arrest van het Hof van 22 november 2022 in de zaak X (ECLI:EU:C:2022:913).
In het dossier bevinden zich BMA-adviezen ten behoeve van eiser en ten behoeve van dochter [naam] . De rechtbank heeft met partijen besproken dat hoewel de besluiten van 6 januari 2022, waarbij is bepaald dat geen (verder) uitstel van vertrek wordt verleend, niet ter toetsing voorliggen, deze besluiten niet voldoen aan het Unierecht zoals het Hof dit nader heeft geduid in het arrest van 22 november 2022. De rechtbank heeft hierbij gewezen op rechtsoverweging 81 die betrekking heeft op het ontvangen van zorg.
Het Hof heeft in rechtsoverweging 81 het navolgende overwogen:
(…)

81 Hoewel een dergelijk verbod ook geldt zolang de betrokken lidstaat niet in staat is om de eigenlijke verwijdering van de betrokken derdelander zodanig te organiseren dat met name wordt gewaarborgd dat hij niet zal worden blootgesteld aan een risico dat zijn ziekte of zijn pijn tijdens die verwijdering aanzienlijk en op onomkeerbare wijze verergert, kan daaruit niet worden afgeleid dat het, om jegens die derdelander een terugkeerbesluit vast te kunnen stellen of om hem te kunnen verwijderen, volstaat dat deze lidstaat waarborgt dat hij tijdens zijn verwijdering passende zorg zal ontvangen. De betrokken lidstaat dient zich er namelijk van te vergewissen dat de betrokkene, wanneer zijn gezondheidstoestand zulks vereist, niet alleen tijdens de verwijdering zelf, maar ook daarna in het land van bestemming zorg ontvangt (zie naar analogie arrest van 16 februari 2017, C. K. e.a., C‑578/16 PPU, EU:C:2017:127, punten 76‑82).

(…)
33. De rechtbank heeft met partijen besproken dat het BMA-advies en het daarop gebaseerde afwijzende artikel 64 Vw-besluit geen blijk geeft van het vergewissen of eiser de door hem benodigde zorg ook zal ontvangen. Ter illustratie hiervan heeft de rechtbank geduid op het BMA-advies van 29 september 2021 voor zover het navolgende wordt vermeld:
(…)
1a. Heeft betrokkene één of meerdere medische klachten?
Ja, betrokkene heeft medische klachten.
1b. Zo ja, wat is de aard van de klachten? Kunt u hierbij een samenvatting geven van de meest belangrijke klachten en/of diagnostiek ?
Uit de informatie verkregen van de gemachtigde behandelaars en het reeds bestaande dossier komt naar voren dat betrokkene PTSS en een ernstige depressie met psychotische kenmerken heeft. Daarnaast heeft hij last van migraine.
De PTSS heeft angst- en dwangstoornissen en suïcidaliteit tot gevolg. Betrokkene heeft meerdere suïcidepogingen gedaan, nadat zijn overleden vader hem riep. Op 22 september 2019 ondernam hij een suïcidepoging door middel van een overdosis medicatie.
In Duitsland is hij in juli-augustus 2019 opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Daar zijn bovengenoemde diagnosen gesteld.
(…)

4. Zal, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de onder 2 genoemde behandeling leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn?

Bij uitblijven van de genoemde behandeling verwacht ik wel een medische noodsituatie op korte termijn, want betrokkene heeft tenminste eenmaal een suïcidepoging met medicatie ondernomen. Bij uitblijven van behandeling bestaat er een risico op recidief
suïcidepoging.
(…)
5b. Als reisvoorwaarden nodig zijn, kunt u hierbij aangeven welke
medische reisvoorwaarden bij de reis noodzakelijk zijn?
- vooraf,
- tijdens,
- direct na de reis
Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening door anderen (derden) noodzakelijk is, namelijk:
Tijdens de reis: wegens het risico op suïcidaliteit tijdens de reis wordt medische begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige geadviseerd. Deze kan tevens de medicatie
tijdens de reis beheren.
(…)
6a. Is behandeling, in algemeen medisch-technische zin, voor de onder 1a en 1b beschreven klachten, op enige plaats in Rusland aanwezig ?
Uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie m.b.t. de therapiemogelijkheden in het land van herkomst/land van eventuele verwijdering, concludeer ik dat de behandeling
aanwezig is.
6b. Zo ja, waaruit bestaat deze behandeling en waar wordt bedoelde behandeling bijvoorbeeld gegeven? (Bijv. in welk soort instellingen, met welk type hulpverleners, met welke medicijnen). Kunt u beoordelen of de eventuele beschikbare behandeling
voldoende is om een medische noodsituatie op korte termijn te
voorkomen ?
Met betrekking tot de therapie zoals genoemd onder vraag 2b:
Uit brondocument AVA 14605 blijkt dat een psychiater aanwezig is o.a. in het Alexeevskaya Psychiatric City Hospital te Moskou. Hier kan ook crisisinterventie plaatsvinden zoals bijvoorbeeld bij een suïcidepoging.
Uit brondocument AVA 14694 blijkt dat een huisarts aanwezig is o.a. in het City Polyclinic # 5 te Moskou.
Met betrekking tot de medicatie zoals genoemd onder vraag 2b:
Uit brondocument AVA 14605 blijkt dat het middel mirtazapine aanwezig is in o.a. Nota Bene te Moskou.
Uit brondocument AVA 14628 blijkt dat het middel risperidon aanwezig is in o.a. Vitapharm te Moskou.
Uit de brondocumenten blijkt niet of het middel rizatriptan (of een van zijn alternatieven) aanwezig is. De afwezigheid van dit middel zal niet leiden tot een medische noodsituatie op de korte termijn.
(…)
34. In het besluit van 6 januari 2022 is overwogen dat “de IND geen betekenis toekent aan niet onderbouwde stellingen over enig beletsel dat in de weg staat aan het verkrijgen van toegang tot de benodigde zorg. Hiertoe wordt verwezen naar paragraaf A3/7.1.5 Vc. De bewijslast dat betrokkene geen toegang zal hebben tot deze medische zorg rust op
betrokkene en hij is bij brief van 11 november 2021 in de gelegenheid gesteld om aan de hand van documenten aannemelijk te maken dat de medische zorg voor hem niet toegankelijk zou zijn.”
35. De rechtbank overweegt dat zowel de beoordeling “medische noodsituatie op korte termijn” als de beoordeling van “beschikbaarheid van de behandeling in medisch technische zin” niet volstaan om te onderzoeken of sprake is van medische uitzettingsbeletselen. De rechtbank leidt uit het arrest van Hof -in ieder geval- af dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden zoals die reeds uit het dossier blijken moet betrekken bij de vraag of eiser na terugkeer zorg
zalontvangen. Het Hof verwijst naar punten 76‑82 uit C.K. EU:C:2017:127) en overweegt dat de betrokken lidstaat zich moet vergewissen of eiser in het land van bestemming zorg ontvangt. Dit behelst een feitelijke beoordeling waarbij het Hof, naar het oordeel van de rechtbank, dus de bewijslast bij verweerder legt indien eiser feiten en omstandigheden heeft aangedragen die deze beoordeling regarderen.
In dit geval, zo heeft de rechtbank met partijen besproken, heeft eiser meerdere tentamens suïcide gedaan en wordt als benodigde zorg gewezen de aanwezigheid van een psychiater in Moskou waar een crisisinterventie kan plaatsvinden bij een (hernieuwde) suïcidepoging. Nu verweerder zelf, net als de rechtbank, kan vaststellen dat de plaats van herkomst van eiser 1767 kilometer verwijderd is van Moskou, niet is onderzocht of eiser zich kan vestigen in Moskou en eiser en eiseres zeven minderjarige kinderen hebben, heeft verweerder zich reeds hierom niet vergewist of eiser, wanneer zijn gezondheidstoestand zulks vereist, in het land van bestemming zorg ontvangt. Verweerder is daarbij, gelet op de inhoud van het dossier, op de hoogte van de forse medische problematiek van twee kinderen waarbij de oudste dochter, blijkens een BMA-advies van 28 oktober 2021, PTSS met psychotische overschrijdingen heeft en zich suïcidaal uit omdat zij soms stemmen hoort die haar opdracht geven een eind aan haar leven te maken en deze dochter hiervoor is behandeld bij de Mutsaertstichting van januari t/m december 2020. Daargelaten dat de rechtbank het onbegrijpelijk acht dat in dit BMA-advies is vermeld dat mantelzorg niet essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling, terwijl deze dochter nota ben minderjarig is, is de aanwezigheid van een psychiater en de mogelijkheid tot crisisinterventie in Moskou onvoldoende om het feitelijk ontvangen door eiser van die zorg indien deze (acuut) nodig is, aan te kunnen nemen. Verweerder heeft zich hiervan niet vergewist op de wijze die, zoals het Hof in het arrest X heeft geduid, uit het Unierecht dient te volgen. De rechtbank wijst in dit kader tevens naar rechtsoverweging 2.2 van de uitspraak van de Afdeling van 5 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3555) voor zover de Afdeling heeft overwogen dat sinds C.K. de in BMA-adviezen te stellen reisvereisten ook moeten worden beoordeeld in het kader van artikel 3 van het EVRM en (…) dat bij de beantwoording van de vraag of het gestelde reisvereiste van een fysieke overdracht in een concreet geval ook daadwerkelijk kan worden verwezenlijkt, de beschikbaarheid en/of feitelijke toegankelijkheid van de daarvoor benodigde medische zorg aan de orde kan komen.
36. De rechtbank heeft er tevens op gewezen dat uit het arrest blijkt dat indien sprake is van medische uitzettingsbeletselen de autoriteiten geen terugkeerbesluit kunnen nemen. Anders dan in de nationale rechtspraktijk staan medische uitzettingsbeletselen dus in de weg aan het opleggen van een vertrekplicht en is het bieden van uitstel van vertrek niet op zijn plaats. Uitstel van een vertrekplicht kan immers pas aan de orde komen als een vertrekplicht is opgelegd en totdat de medische uitzettingsbeletselen weg zijn (genomen), bestaat er dus geen bevoegdheid om een vertrekplicht op te leggen. In de onderhavige procedure heeft verweerder in plaats van een volledige meeromvattende beschikking te nemen, de verzoeken om internationale bescherming afgewezen en de artikel 64 Vw-beoordeling als het ware losgekoppeld van de asielprocedure. De rechtbank, deze zittingsplaats, heeft eerder geoordeeld dat deze werkwijze niet geoorloofd is gelet op de uit het Unierecht afgeleide nationale wetssystematiek (uitspraak van 27 september 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10250), maar deze uitspraak is door de Afdeling bij uitspraak van 26 februari 2020 vernietigd (ECLI:NL:RVS:2020:626). Gelet op het arrest van het Hof van 22 november 2022 en ook gelet op de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3258) komt wederom de vraag op of de werkwijze om de artikel 64 Vw-beoordeling los te koppelen van de procedure waarbij een eerste verzoek om internationale bescherming wordt beoordeeld verenigbaar is met het Unierecht.
37. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1530) met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep van verweerder tegen de einduitspraak van de rechtbank van 15 maart 2021 in “TQ” (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376).
38. Uit voorgaande overwegingen volgt dat de besluiten zullen worden vernietigd en verweerder opnieuw zal dienen te beslissen op de eerste asielaanvragen van eisers. De rechtbank kan hieraan geen termijn verbinden omdat uit de uitspraak van de rechtbank volgt dat verweerder, indien hij niet zal uitgaan van de bevindingen van het iMMO medisch onderzoek zal moeten laten verrichten. Verweerder zal daarna – met inachtneming van de beperkingen die het FMMU, het iMMO en mogelijk zijn eigen medisch deskundige- het door eisers afgelegde relaas opnieuw moeten beoordelen en dus met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen moeten beslissen. Indien verweerder tot de conclusie zou komen dat hij de relazen niet geloofwaardig acht en verweerder het niet noodzakelijk acht om bescherming aan eisers te verlenen, zal verweerder moeten beoordelen of sprake is van medische uitzettingsbeletselen. Dit vereist een actuele en dus nieuwe beoordeling wat verweerder dient te doen voordat hij een terugkeerbesluit mag nemen en met inachtneming van het arrest X van het Hof van Justitie van 22 november 2022. Verweerder kan niet volstaan met het aannemen van een afwachtende houding totdat de Afdeling de gevolgen van het arrest X nader heeft betrokken in haar jurisprudentie. Verweerder is immers eenvoudigweg gehouden aan het Unierecht en zal, nu het Hof dit Unierecht nader heeft geduid, ten spoedigste zijn beleid in overeenstemming moeten brengen met het arrest X van 22 november 2022. Verweerder heeft tevens ter zitting toegezegd om onderzoek te zullen laten verrichten indien eisers een originele oproep in het kader van de mobilisatie in Rusland overleggen en hierbij aangegeven dat eisers niet gehouden zijn daarvoor een opvolgende asielaanvraag in te dienen omdat dit, gelet op de forse medische problematiek en de gezinssamenstelling, een aanzienlijke belasting met zich zou brengen.
39. Het beroep is gegrond zodat de rechtbank een proceskostenveroordeling zal uitspreken, waarbij de rechtbank de procedures als samenhangend beschouwt omdat het relaas van eiseres is gebaseerd op het relaas van eiser. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder gehouden is de kosten van de iMMO-rapportage te voldoen nu het laten opmaken van het iMMO-rapportage redelijk was en de rechtbank de kosten van dit medisch onderzoek zal aanmerken als proceskosten in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft de hoogte van de factuur van het iMMO en de omvang van de door het iMMO verrichte werkzaamheden niet betwist. Eiser komt in aanmerking voor vergoeding van de kosten van zijn in de procedure gebrachte iMMO rapportage tot een bedrag van € 5.250,- .
De proceskosten bedragen in totaal € 6.768,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvragen van eisers dient te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 6.768,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid
L.M.P. Giezenberg griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.