ECLI:NL:RBDHA:2021:1381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
NL20.17767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Jamaicaanse vreemdeling met homoseksuele geaardheid en de beoordeling van de procedurele waarborgen door de Nederlandse autoriteiten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jamaicaanse vreemdeling die bescherming zocht vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De vreemdeling had op 17 september 2020 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van het feit dat Jamaica als veilig land van herkomst werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte geen forensisch medisch onderzoek (FMO) had laten uitvoeren, ondanks de psychische klachten van de vreemdeling en zijn relaas van zware mishandeling in Jamaica. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van een FMMU-advies (Forensische Medische Maatschappij Utrecht) de besluitvorming onterecht had beïnvloed. De rechtbank verklaarde dat het recht op procedurele waarborgen niet mag worden ontzegd aan vreemdelingen uit veilige landen van herkomst, en dat de staatssecretaris de verplichting heeft om te onderzoeken of een vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de huidige relatie van de vreemdeling met zijn partner in Nederland in overweging moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedag] 1981, van Jamaicaanse nationaliteit, eiser

[V-nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

ProcesverloopBij besluit van 1 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 17 september 2020 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw 2000. Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eiser niet aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en dat geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64, van de Vw 2000. Voorts heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor twee jaar, gerekend vanaf de datum waarop hij Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer NL20.17768. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de voorlopige voorziening, plaatsgevonden op 22 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser heeft op 17 september 2020 een asielaanvraag ingediend waaraan hij het volgende asielrelaas ten grondslag heeft gelegd. Eiser stelt dat hij [eiser] is, dat hij is geboren op [geboortedag] 1981 in Spanish Town (Jamaica), dat hij de Jamaicaanse nationaliteit heeft en dat hij rooms-katholiek is. Verder heeft eiser verklaard dat hij rond zijn 13e levensjaar merkte dat hij geen gevoelens had voor meisjes maar interesse had in jongens. Van januari 2009 tot december 2010 heeft eiser een relatie gehad met [naam] . Op 1 december 2010 heeft eiser [naam] meegenomen naar zijn huis in Spanish Town. Een medehuurder heeft toen gezien dat zij aan het vrijen waren en heeft dat doorgegeven aan de gemeenschap. Het is eiser gelukt om weg te gaan, maar [naam] is zwaar mishandeld en neergestoken waarna hij is overleden. Vervolgens hebben ze eiser ook weten te vinden en is eiser zwaar mishandeld en in brand gestoken. Eisers knie is verbrand en daarnaast wilden ze ook eisers testikels in brand steken maar er kwam op tijd iemand die kogels in de lucht heeft afgevuurd en eiser naar het ziekenhuis heeft gebracht. Op aanraden van de verpleegkundige heeft eiser aangifte gedaan bij inspecteur Clooneys, maar die zei “
fish must die” en stuurde eiser vervolgens weg. Eiser heeft verklaard dat in Jamaica ‘fish’ wordt gezegd tegen een homoseksueel. Op 3 december 2010 is eiser naar zijn vader in Kingston gevlucht waar hij tot maart 2011 bij heeft gebleven. Eiser heeft aan zijn vader verteld dat zijn vriend is vermoord en hij is mishandeld omdat zij homoseksueel zijn waarna eiser is weggestuurd door zijn vader. Vervolgens is eiser naar St. Ann gegaan, waar hij tot 16 oktober 2011 heeft verbleven, en is daarna naar een vriend in St. Mary gegaan. In 2015 is eiser teruggekeerd naar het huis van zijn moeder in St. Ann omdat één van de aanvallers hem in St. Mary heeft gezien. In die periode heeft eiser zijn homoseksualiteit geheim gehouden omdat hij een paar keer is lastiggevallen, aangevallen en mishandeld. In 2018 heeft iemand geprobeerd om eiser met een machete op zijn hoofd te slaan maar eiser heeft de machete met zijn hand tegen gehouden. Daarna heeft eiser contact opgenomen met zijn nicht [naam] uit Barbados. Zij heeft eiser geholpen om naar Barbados en vervolgens naar Duitsland te reizen. Eiser heeft Jamaica op 10 mei 2019 op legale wijze verlaten en is vervolgens via Barbados en Duitsland, waar eiser gedwongen werd om in de prostitutie te werken, op 29 september 2019 in Nederland aangekomen. Eiser vreest bij terugkeer te worden vermoord vanwege zijn homoseksuele geaardheid.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft in het voornemen vastgesteld dat het asielrelaas van eiser bestaat uit de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid en daaropvolgende problemen.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h van de Vw 2000. Verweerder volgt eiser in de door hem gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. De gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Eiser blijft volgens verweerder steken in algemene, oppervlakkige en vage verklaringen als het gaat om zijn persoonlijke ervaringen, gevoelens en relaties. Ook heeft eiser zich volgens verweerder zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk aangemeld bij een ambtenaar die belast is met de grensbewaking of het toezicht op vreemdelingen en daar kenbaar gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Verder heeft verweerder gesteld dat eiser afkomstig is uit Jamaica en Jamaica, met uitzondering van LHBTI’s, als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij valt onder de uitzonderingscategorie, dat Jamaica ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er indien zich problemen in Jamaica voordoen, voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Jamaica in te roepen. Volgens verweerder heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
Het standpunt van eiser
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en voert daartoe allereerst aan dat verweerder ten onrechte geen onderzoek door de Forensische Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) heeft laten uitvoeren. Uit het rapport van het gehoor blijkt dat eiser heeft aangegeven dat hij stress- en paniekaanvallen heeft en last heeft van depressies. Verder blijkt uit het rapport van het gehoor dat eiser tijdens het gehoor emotioneel is geworden en heeft gehuild. Gelet hierop lag het op de weg van verweerder om een medische beoordeling plaats te laten vinden naar de vraag of eiser in staat was om te verklaren. Door deze beoordeling achterwege te laten heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld. Verder voert eiser aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de huidige homoseksuele relatie met [naam] niet in de besluitvorming te betrekken. De gehoorambtenaar heeft tijdens het gehoor de gegevens van de huidige partner van eiser genoteerd. Daarnaast heeft eiser in de correcties en aanvullingen aangegeven dat zijn huidige partner een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen op grond van zijn geaardheid en daarbij de persoonsgegevens en het V-nummer van zijn partner vermeld. Verweerder heeft hier echter niets mee gedaan en daarom onzorgvuldig gehandeld. Voorts voert eiser, onder verwijzing naar de Werkinstructie 2019/17 en een aantal aangehaalde verklaringen uit het rapport van het gehoor, aan dat verweerder heeft miskend dat hij duidelijk heeft aangegeven wat het voor hem betekent om anders te zijn dan hetgeen de Jamaicaanse maatschappij verwacht. Verweerder handelt onredelijk door te stellen dat verwacht mag worden dat sprake is van een proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan hetgeen de maatschappij verwacht / verlangt en op welke wijze hij daaraan invulling wil en kan geven. Verweerder heeft miskend dat eiser geen interne worsteling heeft meegemaakt toen hij ontdekte dat hij homoseksueel was. Bij eiser heeft wel een proces plaatsgevonden maar dit proces heeft plaatsgevonden nadat eiser wist dat hij homoseksueel was. Ook heeft eiser wel degelijk specifieke en gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens.
Het oordeel van de rechtbankFMMU-advies
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen allereerst in geschil is of verweerder een medisch advies aan de FMMU had moeten vragen en dus of verweerder de in het gehoor afgelegde verklaringen aan de besluitvorming ten grondslag mocht leggen zonder beperkingen aan te nemen bij eiser om te kunnen verklaren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6. De FMMU onderzoekt in opdracht van verweerder of de vreemdeling gehoord kan worden en of er beperkingen zijn ten aanzien van het horen en beslissen, meer specifiek of er medische problemen zijn die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie van de verklaringen die tijdens een gehoor zijn afgelegd.
7. In punt 29 van de Considerans van Richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn) en in artikel 24 van de Procedurerichtlijn is bepaald dat verweerder moet nagaan of een verzoeker van internationale bescherming bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Deze verplichting is weergegeven in artikel 3.108b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Uit punt 29 van de considerans blijkt dat verweerder moet trachten te herkennen of een verzoeker die bijzondere procedurele waarborgen nodig heeft voordat een beslissing in eerste aanleg wordt genomen. In de nota van toelichting bij het besluit van 10 juli 2015, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de implementatie van de Procedurerichtlijn en Richtlijn 2013/33/EU (de Opvangrichtlijn), (Stb. 2015, 294), staat vermeld dat Nederland in belangrijke mate aan die verplichting voldoet doordat de FMMU al in de rust- en voorbereidingstijd in opdracht van verweerder een medisch advies uitbrengt omtrent de vraag of de vreemdeling gehoord kan worden en in staat is zijn verhaal op coherente wijze naar voren te brengen. De beoordeling of een persoon bijzondere procedurele waarborgen behoeft beperkt zich niet tot het medisch advies van FMMU, maar het medisch advies heeft daarin wel een belangrijke rol, aldus de hiervoor genoemde nota van toelichting.
8. Verweerder hanteert op grond van zijn beleid als uitgangspunt dat hij vóór het horen een medisch advies horen en beslissen door de FMMU laat opstellen. Een FMMU-advies wordt in een aantal gevallen echter niet gevraagd omdat ten aanzien van bepaalde categorieën vreemdelingen een uitzondering wordt gemaakt in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar artikel 3.109ca, eerste lid, van het Vb 2000, gesteld dat er in het geval van eiser geen verplichting is om een medisch onderzoek aan te bieden omdat zijn asielaanvraag vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Asielaanvragen van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst worden afgedaan in de versnelde asielprocedure, zoals neergelegd in artikel 3.109ca van het Vb 2000. Uit artikel 3.109ca van het Vb 2000 in samenhang met artikel 3.109, zesde lid, van het Vb 2000 volgt dat wanneer de aanvraag vermoedelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 of vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 (de vreemdeling is afkomstig uit een veilig land van herkomst) geen medisch onderzoek wordt aangeboden. Daarnaast worden die vreemdelingen uitgezonderd van de rust- en voorbereidingstermijn die hen voorbereidt op een inhoudelijke beoordeling van hun asielverzoek.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten onrechte de FMMU niet heeft verzocht om een medisch advies horen en beslissen op te stellen om zodoende te kunnen beoordelen of eiser in staat was om te worden gehoord en of sprake was van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen. De rechtbank stelt vast dat artikel 3.109ca Vb 2000 niet bepaalt dat artikel 3.108b niet van toepassing is. Het afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtvaardiging om vreemdelingen de procedurele waarborgen, die - onder meer- zijn neergelegd in artikel 24 van de Procedurerichtlijn, te onthouden. De Procedurerichtlijn stelt dat verweerder moet onderzoeken of eiser bijzondere procedurele waarborgen behoeft, hetgeen verweerder onder meer doet door middel van een medisch onderzoek door de FMMU. De Procedurerichtlijn vermeldt ten aanzien van deze verplichting geen bevoegdheid voor lidstaten om uitzonderingen of voorbehouden ten aanzien van bepaalde categorieën van vreemdelingen te maken, zodat de hiervoor genoemde nationale bepaling in artikel 3.109ca, eerste lid, Vreemdelingenbesluit niet in overeenstemming is met het Unierecht. De rechtbank betrekt hierbij dat artikel 24 van de Procedurerichtlijn is opgenomen in “Hoofdstuk II – Uitgangspunten en waarborgen”. De verplichting voor de lidstaten om te beoordelen of een verzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft om vervolgens passende steun te kunnen bieden is de algemene regel. Daarom moet artikel 24, eerste lid, van de Procedurerichtlijn strikt worden uitgelegd en mogen de lidstaten hun handelingsruimte niet zo gebruiken dat afbreuk wordt gedaan aan het doel van de Procedurerichtlijn en aan het nuttig effect daarvan (vgl. het arrest van het Hof van 4 maart 2010, ECLI:EU:C:2010:117, Chakroun tegen de minister van Buitenlandse Zaken, punt 43). Op grond van de tekst en plaats van artikel 24 van de Procedurerichtlijn stelt de rechtbank dan ook vast dat alle procedurele waarborgen die voortvloeien uit de Procedurerichtlijn ook toekomen aan vreemdelingen die afkomstig zijn uit landen die zijn aangemerkt als veilige landen van herkomst.
10. Het aanmerken van een land als veilig land van herkomst behelst slechts een algemeen rechtsvermoeden dat de nationale autoriteiten hun onderdanen die problemen ondervinden effectieve bescherming bieden, zodat wordt voorondersteld dat vreemdelingen uit die landen geen internationale bescherming nodig hebben. Dat algemene rechtsvermoeden kan door de vreemdeling in een concrete procedure evenwel ontkracht worden. De vooronderstelling dat een aanvraag van een vreemdeling die afkomstig is uit een veilig land van herkomst vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard heeft echter niet dezelfde strekking en hetzelfde juridische karakter als een weerlegbaar rechtsvermoeden en getuigt dan ook van een fundamenteel verkeerde handelwijze omdat dit duidt op vooringenomenheid ten aanzien van de uiteindelijke beoordeling van de asielaanvraag. Om te kunnen beoordelen of een vreemdeling bescherming nodig heeft zal verweerder de vreemdeling eerst moeten horen. Artikel 14 Procedurerichtlijn bepaalt immers dat alvorens een beslissing wordt genomen over een verzoek om internationale bescherming de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om persoonlijk gehoord te worden. Hierop bestaat een uitzondering in artikel 14, tweede lid onder a en onder b, Procedurerichtlijn indien (reeds) een positieve beschikking kan worden genomen op basis van beschikbare bewijzen of indien de verzoeker -kort gezegd- niet in staat is om te worden gehoord. Het recht op een persoonlijk onderhoud omvat ook het recht op procedurele waarborgen ten behoeve van dat onderhoud, gedurende dat onderhoud en met betrekking tot de beslissing op grond van dat onderhoud. Voordat verweerder de verzoeker kan horen en behoudens de hiervoor genoemde uitzonderingen ook moet horen, zal hij zich moeten vergewissen of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Verweerder moet immers weten of een vreemdeling in staat is om gehoord te worden en of er mogelijk beperkingen zijn ten aanzien van het horen en beslissen. Pas nadat een asielzoeker is gehoord, kan worden beoordeeld of een land dat in het algemeen als veilig land van herkomst is aangemerkt ook voor deze asielzoeker een veilig land van herkomst is en dus of een asielaanvraag al dan niet kennelijk ongegrond zal worden verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De volgordelijkheid is derhalve eerst bezien of aanstonds ingewilligd kan worden of gehoord moet worden, dan vergewissen of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft en die vervolgens verzekeren, dan horen en daarna pas beoordelen of de vreemdeling bescherming behoeft. Als dan blijkt dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bescherming nodig heeft kan de asielvraag worden afgewezen waarbij de afdoeningsmodaliteit kan worden bepaald. Het vreemdelingenbesluit gaat nu bij vreemdelingen afkomstig uit veilige landen uit van de vooronderstelling dat de aanvraag zal worden afgedaan als kennelijk ongegrond en sluit op grond daarvan deze categorie vreemdelingen uit van een medisch advies over mogelijke beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze bepaling onverenigbaar is met de Procedurerichtlijn en zal de bepaling daarom onverbindend verklaren. Voor zover in het bestreden besluit is overwogen dat eiser met medische gegevens moet onderbouwen dat er sprake is (geweest) van beperkingen bij het horen en dat aanvullend op de rol van de gemachtigde van eiser wordt gewezen van wie “in alle redelijkheid kan worden verwacht dat hij mogelijke zorgen over eiser voorafgaand aan het gehoor kenbaar maakt omdat hij eiser daags voor het gehoor spreekt” volgt de rechtbank dit dus niet. De verplichtingen om na te gaan of een verzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft heeft en vervolgens passende steun te bieden zien op verplichtingen van verweerder en niet op “bewijslast” voor eiser en/of zijn gemachtigde.
11. Voorts overweegt de rechtbank dat eiser op de vraag tijdens het gehoor of hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelt om het gehoor te laten plaatsvinden heeft geantwoord dat hij soms wel last heeft van depressies. Eiser heeft vervolgens toegelicht dat hij stress en paniekaanvallen heeft door het trauma dat hij in Jamaica heeft opgelopen en dat hij twee maanden geleden nog een paniekaanval heeft gekregen op het adres van zijn huidige vriend en dat de ambulance toen is gekomen. De rechtbank overweegt dat verweerder ook op grond van de klachten die eiser aangeeft te hebben aanleiding had moeten zien om het gehoor af te breken en alsnog de FMMU te raadplegen om te onderzoeken of eiser in staat was om te worden gehoord en welke beperkingen er zijn ten aanzien van het horen en beslissen. Voor zover in het bestreden besluit is overwogen dat niet is gebleken van communicatieproblemen volgt de rechtbank dit niet. De vraag of vanwege medische problemen beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen bestaan vergt immers een medische beoordeling. Zonder FMMU-advies kan niet worden beoordeeld of de klachten van eiser invloed hebben gehad op de verklaringen die hij tijdens dit gehoor heeft afgelegd.
12. In de onderhavige procedure heeft bovendien te gelden dat eiser stelt dat hij bescherming behoeft omdat hij homoseksueel is. Verweerder heeft Jamaica aangemerkt als veilig land van herkomst met uitzondering van LHBTI. Door voorafgaand aan het horen af te zien van het opvragen van een FMMU-advies enkel omdat Jamaica voor alle andere vreemdelingen als veilig land van herkomst wordt aangemerkt heeft verweerder niet onderkend dat indien eiser zijn relaas aannemelijk maakt Jamaica niet alleen geen veilig land van herkomst is, maar deze herkomst zelfs aanstonds tot vergunningverlening leidt. Ook voor zover de rechtbank de betreffende bepaling uit het vreemdelingenbesluit niet onverbindend zou verklaren, had verweerder zich voorafgaand aan het gehoor moeten vergewissen of eiser kon worden gehoord en of er mogelijk beperkingen bestonden ten aanzien van het horen en beslissen gelet op de asielmotieven van eiser. Ook het moment dat eiser aangeeft dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid bescherming vraagt had voor verweerder aanleiding moeten zijn om het gehoor te onderbreken en alsnog een FMMU-advies op te vragen.
13. Verweerder heeft dit voorafgaand aan het gehoor niet onderkend. Daarnaast lijkt uit het rapport van het gehoor te volgen dat de gehoormedewerker geen weet had van de algemene landeninformatie en de positie van LHBTI in Jamaica. In ieder geval is hier in de vraagstelling geen rekening mee gehouden. Zo heeft de hoormedewerker meerdere keren tegen eiser gezegd dat de Nederlandse overheid er vanuit gaat dat de autoriteiten van Jamaica bescherming bieden en aan eiser gevraagd of hij ten aanzien van de problemen die hij stelt te hebben ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid bescherming heeft gevraagd aan de autoriteiten. Ook de vraagstelling die ziet op eisers relaas en het vragen van bescherming aan de autoriteiten en dat hij geen zorg en medische stukken in het ziekenhuis kreeg omdat hij had gezegd mishandeld te zijn vanwege zijn geaardheid, geeft blijk van het niet beschikken van kennis over de positie van homoseksuelen in Jamaica. Hiermee miskent de hoormedewerker dat Jamaica voor LHBTI’s geen veilig land van herkomst is en dat het vragen van bescherming aan de autoriteiten voor problemen als gevolg van een homoseksuele geaardheid gevaarlijk is en dus ook niet verlangd kan worden. In het gehoor is eiser hier echter meermalen over bevraagd en is dit hem ook tegengeworpen in reactie op zijn verklaringen. Daargelaten dat eiser niet had mogen worden gehoord zonder dat een FMMU-advies was uitgebracht is het gehoor ook om deze reden ondeugdelijk. De rechtbank verwijst hierbij naar de volgende passages uit het gehoor:
(…)
U bent afkomstig uit Jamaica. De Nederlandse overheid heeft uw land aangemerkt als een veilig land van herkomst. Dit houdt in dat is vastgesteld dat in het algemeen geen vervolging, foltering of onmenselijke behandeling plaats vindt. Hierbij wordt gekeken naar de wetgeving in uw land, de toepassing en de naleving van die wetgeving alsmede de beschikbaarheid van een effectief systeem van rechtsmiddelen. U krijgt later tijdens dit gehoor de gelegenheid aannemelijk te maken dat die wetgeving ten aanzien van u niet
wordt nageleefd en dat uw land voor u niet als veilig kan worden aangemerkt.
Begrijpt u dat?
(…)
Wilt u daar nog iets aan toevoegen?
Nee, dit is mijn verhaal. Homoseksualiteit wordt in Jamaica niet geaccepteerd.
(…)
Wat was voor u de directe aanleiding om Jamaica te verlaten?
Omdat ik homoseksueel ben. Ik ben als homoseksueel zijnde niet veilig in
Jamaica.
(…)
Kan ik uit uw verklaringen opmaken dat homoseksualiteit in Jamaica niet wordt
geaccepteerd?
Ja, dat klopt. Het is algemeen bekend dat Jamaica homofoob is en dat alle
homoseksuelen daar worden afgemaakt. Als je met een man vrijt dat word je
daar gestraft met tien jaar gevangenisstraf, dus dat is daar strafbaar.
(…)
Heeft u aan vrienden in uw land van herkomst verteld over uw
homoseksualiteit?
Nee, dat zeker niet.
Wat zijn de redenen die u hebben tegengehouden?
Je kunt daar gewoon niet zeggen dat je seks met mannen hebt, dat gaat
gewoon niet.
(…)
Hoe kwamen jullie er van elkaar achter dat jullie homoseksueel zijn?
Ik heb een aantal afspraken met hem gemaakt. Ik ben erachter gekomen dat
hij homoseksueel is, maar hij ook van mij.
Hoe dan?
Eerst hebben wij telefoonnummers gewisseld. Wij hebben berichten gestuurd
en gesprekken gevoerd. Zo is onze relatie gestart. In onze berichten en
gesprekken hebben wij het ook over seks gehad.
Hoe komt dit dan in ter sprake, dit aangezien het schijnbaar een gevoelig
onderwerp is in Jamaica?
(…)
Ziet u verschillen in het leven van homoseksuelen in Nederland, in vergelijking
met homoseksuelen in uw land van herkomst?
(…)
Waar bestaat de discriminatie van homoseksuelen in uw land van herkomst
uit?
(…)
Wat zijn de wetten aangaande homoseksualiteit in uw land?
Als je met een man vrijt, dan krijg je tien jaar gevangenisstraf.
In welke wet staat dat?
De rechtbank legt deze straf op.
Is dat algemeen bekend?
Ja, dat klopt.
(…)
Waren er mogelijkheden om die problemen in uw eigen land op te lossen?
Nee.
Waarom niet?
Ze weten dat ik homo ben. Ik word daardoor vermoord bij een terugkeer.
De Nederlandse overheid gaat ervan uit dat de autoriteiten in Jamaica
bescherming kunnen bieden. Hebt u bescherming gevraagd aan de plaatselijke
autoriteiten?
Ja, maar dat weet u al. Ik heb in St. Ann één keer geprobeerd om aangifte te
doen, dus omdat mijn vriend was vermoord. De politie luistert helemaal niet
naar. Als je homoseksueel bent, dan schenkt de politie geen aandacht aan je.
Je wordt dan niet serieus genomen.
Heb ik goed begrepen dat u enkel en alleen één keer aangifte heeft proberen
te doen bij het politiebureau van St. Anne?
Ja, dat klopt.
(…)
Hebt u bescherming gevraagd bij de hogere autoriteiten of andere instanties?
Nee, die zijn er niet. Er is geen enkele instantie die je kan beschermen. Wij
hebben geen organisaties die voor de homorechten opkomen. Wij hebben
helemaal niets.
Zijn er (andere) redenen om aan te nemen dat uw land voor u niet als veilig
kan worden aangemerkt?
Nee, alleen vanwege het feit dat ik vanwege mijn homoseksualiteit in Jamaica
word vermoord. Als ik terugkeer, dan word ik vermoord of ik moet naar de
gevangenis. Ik kan bij een terugkeer geen normaal leven leiden.
(…)
Ik heb u vrij veel vragen gesteld, maar u bent met betrekking tot uw
antwoorden eigenlijk nergens echt de diepgang ingegaan. Ik wil u bij deze nog
een kans geven om bij bepaalde vragen wat meer de diepgang in te gaan.
Begrijpt u dat?
(…)
U heeft verklaard dat u na aanleiding van het incident van 1 december 2010
gewond bent geraakt en in het ziekenhuis bent behandeld aan uw
verwondingen. Klopt dat?
Ja, dat klopt. Mijn knie was verbrand.
Kunt u uw verklaringen met (medische) stukken onderbouwen?
Ik ben naar het ziekenhuis gegaan, dus om medische stukken te verkrijgen. Ik
kreeg te horen dat ze deze niet konden vinden. Dat is ook een manier van
sabotage. Ik wist wel dat er bewijzen zijn, maar ze zeiden dat ze dat niet
konden vinden.
Waarom zou het ziekenhuispersoneel u saboteren?
In Jamaica hebben ze iets tegen homo’s.
U heeft toch alleen maar aan de verpleegkundige kenbaar gemaakt dat u homo
bent?
Ik heb het aan de leidinggevende verpleegkundige kenbaar gemaakt. In
Jamaica kun je niet tegen iedereen zeggen dat je homo bent.
(…)
Nee, dat niet. In 2019 zeiden ze gewoon dat ze niets konden vinden.
Maar wat heeft dat dan met sabotage te maken, dus omdat u homoseksueel
bent?
(…)
Wat is de reden dat u de verpleegkundige in vertrouwen heeft genomen en
kenbaar heeft gemaakt dat u homoseksueel bent, dit terwijl het naar uw
zeggen een beladen onderwerp is in Jamaica?
(…)
14. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder alvorens eiser te horen over zijn asielmotieven advies aan het FMMU had moeten vragen. Verweerder had voorts op het moment dat eiser in zijn gehoor verklaart psychische klachten te hebben en bovendien een homoseksuele geaardheid aan zijn asielrelaas ten grondslag legt het gehoor moeten onderbreken om alsnog een FMMU-advies op te vragen. Doordat dit niet is geschied, heeft verweerder de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens het gehoor op 28 september 2020 niet aan de besluitvorming ten grondslag mogen leggen. Zoals hiervoor overwogen verklaart de rechtbank artikel 3.109ca, eerst lid Vreemdelingenbesluit, voor zover dit betrekking heeft op het niet van toepassing verklaren van artikel 3.109, zesde lid, Vreemdelingenbesluit bij vreemdelingen afkomstig uit landen die zijn aangemerkt als veilige landen van herkomst, onverbindend omdat deze bepaling onverenigbaar is met artikel 24 van de Procedurerichtlijn.
Forensisch medisch onderzoek
15. Verweerder is op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn gehouden een forensisch medisch onderzoek (hierna: FMO) op te starten als hij dat relevant acht. In het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf C1/4.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000, is opgenomen wanneer verweerder dat aan de orde vindt. Tevens is opgenomen in welke gevallen hij geen medisch onderzoek zal laten doen. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de – in rechte vaststaande- uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:6543, dat verweerder het steeds relevant moet achten om te onderzoeken of door medisch onderzoek steun kan worden gevonden voor het relaas van eiser als eiser medische klachten of littekens heeft en eiser verklaart dat de klachten en/of littekens een gevolg zijn van de gebeurtenissen op grond waarvan hij bescherming vraagt en dit bovendien verband houdt met de kern van het relaas. Verweerder is hiertoe gehouden om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn), en om een goede beoordeling te kunnen maken inzake de behoefte aan internationale bescherming en/of er een risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer. Deze invulling van de samenwerkingsplicht vereist een actieve en welwillende houding van verweerder bij het bezien of medisch onderzoek relevant en dus verplicht is.
16. De rechtbank overweegt dat, gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, aan verweerder geen beoordelingsvrijheid toekomt om forensisch medisch onderzoek niet relevant te achten enkel met als reden dat de vreemdeling zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het verweerder, indien hij het relaas niet aannemelijk acht, alleen vrij om medisch onderzoek niet relevant te achten als er geen sprake is van medische klachten en/of littekens of als er geen verband is gesteld tussen het relaas en adequaat kunnen verklaren of tussen het relaas en de klachten en/of littekens.
17. De kern van het asielrelaas is dat eiser stelt dat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan is aangevallen en zwaar is mishandeld. Eiser heeft verklaard dat hij een litteken op zijn knie heeft doordat hij in 2010, nadat hij en zijn homoseksuele partner [naam] zijn betrapt, is mishandeld en in brand is gestoken. Verder heeft eiser verklaard dat hij een litteken op zijn linkerhand heeft omdat iemand hem met een machete op zijn hoofd wilde slaan en hij die met zijn hand heeft tegen gehouden. Tijdens het gehoor heeft eiser meerdere keren zijn littekens aan de gehoormedewerker willen laten zien, maar dat is steeds afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de verklaringen van eiser over de littekens die hij stelt te hebben ondervonden vanwege problemen naar aanleiding van zijn homoseksuele geaardheid, alvorens een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag te kunnen uitbrengen, een FMO had moeten starten. Medische rapporten waarin een verband wordt gelegd tussen gebeurtenissen in het land van herkomst en littekens en/of medische klachten van een asielzoeker, kunnen de geloofwaardigheid van verklaringen over eerder ondergane marteling of mishandeling immers onderbouwen en wanneer geloofwaardig wordt geacht dat een asielzoeker eerder gemarteld of mishandeld is, dan is dat een belangrijke aanwijzing dat dit bij terugkeer naar het land van herkomst opnieuw zal gebeuren en dus dat de asielzoeker in zijn land van herkomst een gegronde vrees heeft voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Aan eiser is niet tegengeworpen dat hij tegenstrijdig of inconsistent heeft verklaard, maar enkel dat zijn verklaringen oppervlakkig en algemeen zouden zijn. Gelet op deze omstandigheden had verweerder een FMO moeten entameren om te onderzoeken of sprake is van medisch steunbewijs dat de verklaringen van eiser kan ondersteunen en zodoende dus grondig de behoefte aan bescherming te onderzoeken.
18. Het standpunt van verweerder ter zitting dat de rechtbank dit niet kan betrekken bij de beoordeling van het beroep omdat dit niet is aangevoerd in de gronden van beroep volgt de rechtbank niet. Eiser heeft zelf meermalen uitdrukkelijk aangeboden om zijn littekens te laten zien om zo zijn relaas te ondersteunen. Indien verweerder conform zijn verplichtingen die hij op grond van de Procedurerichtlijn heeft om procedurele waarborgen te verschaffen aan eiser en een advies aan het FMMU had gevraagd, had de FMMU-arts de littekens ook geconstateerd en vastgelegd. De verklaringen van eiser dat hij littekens heeft zijn niet betwist door verweerder. Eerst als verweerder aan zijn procedurele verplichtingen ten aanzien van eiser voldoet en duidelijkheid wordt verkregen of eiser gehoord had mogen worden en of er beperkingen bestaan ten aanzien van het horen en beslissen wordt duidelijk of en in hoeverre van de verklaringen die eiser heeft afgelegd kan worden uitgegaan en meer in het bijzonder of verweerder zijn tegenwerpingen mag maken zoals hij thans heeft gedaan. Eiser heeft steeds, ook ter zitting, aangegeven volledig te hebben meegewerkt aan het onderzoek van verweerder en nog steeds bereid te zijn aan medisch onderzoek mee te werken of aanvullende gehoren te ondergaan als dat nodig zou worden geacht. De rechtbank verricht dus geen ambtshalve beoordeling, maar komt eenvoudigweg niet toe aan het toetsen van de inhoud van het besluit aan de hand van de beroepsgronden omdat verweerder geen duidelijkheid heeft verschaft of thans kan worden uitgegaan van de verklaringen die zonder enige processuele waarborgen zijn afgelegd in het gehoor en verweerder enkel de verklaringen van eiser heeft betrokken en niet heeft onderzocht of er medisch steunbewijs is. Pas als verweerder handelt overeenkomstig zijn Unierechtelijke verplichten ten aanzien van eiser kan de rechtbank de gronden van eiser ten volle beoordelen. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde van eiser de verklaringen van eiser dat hij slachtoffer is van zware mishandelingen, dit de kern van zijn relaas is, hij littekens heeft die deze verklaringen onderbouwen, hij deze littekens wil tonen en bereid is mee te werken aan medisch onderzoek, niet uitdrukkelijk herhaalt in de gronden van beroep maakt dit niet anders. Verweerder is reeds gehouden advies van het FMMU te vragen en een FMO op te starten op grond van zijn Unierechtelijke verplichtingen en het relaas van eiser en ongeacht de gronden van beroep. De rechtbank stelt dan ook slechts feitelijk vast dat verweerder niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
19. De rechtbank heeft dus geconcludeerd dat verweerder eiser niet had mogen horen zonder eerst een advies van het FMMU te vragen. Verweerder had bovendien gelet op het relaas en de beschrijving door eiser van de (psychische) klachten en littekens in relatie tot zijn asielrelaas een FMO moet starten. De rechtbank overweegt overigens dat, voor zover wel zonder beperkingen aan te nemen van de verklaringen van eiser uit zou mogen worden gegaan, eiser consistent heeft verklaard over zijn geaardheid, zijn relaties en de ondergane zware mishandelingen en zijn verklaringen bovendien naadloos passen in de algemene openbare informatie over Jamaica. Verweerder heeft bij zijn bepaling van Jamaica als veilig land van herkomst op grond van algemene informatie een uitzondering aangenomen voor LHBTI. Het relaas van eiser past in het beeld dat naar voren komt op grond van deze informatie van verweerder. Verweerder heeft deze informatie echter op geen enkele wijze kenbaar betrokken bij het horen en bij het beslissen. Verweerder heeft zonder zich rekenschap te geven van zijn eigen beoordeling van Jamaica eiser gehoord en zijn verklaringen beoordeeld. Vervolgens heeft verweerder beslist dat het relaas niet geloofwaardig is waardoor de exceptie ten aanzien van LHBTI geen betrekking zou hebben op eiser. Ook ten aanzien van deze handelwijze is de volgordelijkheid niet juist. Eiser legt zijn homoseksuele geaardheid ten grondslag aan zijn asielrelaas. Dat betekent dat verweerder moet horen en beslissen zonder uit te gaan van de vooronderstelling dat Jamaica voor eiser een veilig land van herkomst is.
Huidige relatie
20. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de huidige relatie van eiser met [naam] ten onrechte niet in zijn besluitvorming heeft betrokken. Eiser heeft tijdens het gehoor verklaard dat hij vanaf september 2019 een relatie heeft met [naam] en dat zijn partner de dag ervoor nog bij hem is geweest. In de correcties en aanvullingen heeft eiser aangegeven dat zijn partner in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen op grond van zijn homoseksuele geaardheid en een aantal personalia en het V-nummer van zijn partner vermeld. Bij de zienswijze is daarnaast een kopie van het verblijfsdocument van zijn partner gevoegd. Verweerder heeft deze relatie in het geheel niet betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, terwijl in de Werkinstructie 2019/17 staat dat huidige relaties één van de thema’s is bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van een gestelde homoseksuele geaardheid. Het bestreden besluit is dan ook op dit punt onvoldoende deugdelijk onderzocht en gemotiveerd. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt.
21. In het verweerschrift heeft verweerder erkend dat de relatie niet in de beoordeling is betrokken maar dat dat niet betekent dat het besluit niet zorgvuldig is genomen en dat het besluit ook niet anders zou zijn geweest als het wel zou zijn betrokken. De reden daarvoor is dat eiser, behalve het noemen van zijn partner, verder geen informatie heeft verstrekt over de relatie met [naam] terwijl hij in de correcties en aanvullingen en bij de zienswijze daar gelegenheid voor heeft gehad. De rechtbank overweegt allereerst dat dit standpunt feitelijk onjuist is. Eiser is tijdens het aanmeldgehoor summier bevraagd over zijn relatie met [naam] en heeft daarop geantwoord en derhalve wel degelijk informatie verstrekt over zijn relatie met [naam] . Eiser heeft ter voorbereiding van de zitting een schriftelijke verklaring van [naam] overgelegd die inhoudelijk overeenkomt met hetgeen eiser heeft verklaard. De overweging in het verweerschrift dat deze verklaring niet afkomstig is uit een objectieve bron en geen nader inzicht biedt in de seksuele gerichtheid, acht de rechtbank onbegrijpelijk. De verklaring is afkomstig van een Jamaicaanse man die een verblijfsvergunning heeft op grond van zijn homoseksuele geaardheid en aangeeft sinds 29 september 2019 een homoseksuele relatie met eiser te hebben en dus zijn partner is. Deze verklaring is dus wel degelijk een onderbouwing van de seksuele gerichtheid van eiser en is naar zijn aard vanzelfsprekend subjectief. Verweerder dient bovendien in te gaan op het standpunt van eiser dat ook indien verweerder het relaas ten aanzien de relatie en zware mishandelingen in Jamaica niet geloofwaardig acht, deze op het grondgebied van de Unie ontstane homoseksuele relatie met [naam] op zichzelf volstaat voor vergunningverlening. Verweerder heeft ten onrechte de huidige relatie en de verklaringen die eiser daarover heeft afgelegd niet bij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken.
De conclusie
22. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank acht het ook niet opportuun om de andere beroepsgronden en het inreisverbod te bespreken en beoordelen. Die gronden zien immers op de beoordeling door verweerder van de verklaringen die eiser heeft afgelegd. Doordat er geen FMMU-advies is opgesteld, kan de rechtbank niet vaststellen of eiser gehoord had mogen worden en of sprake was van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen. Dit brengt mee dat de verklaringen die eiser heeft afgelegd niet zonder meer integraal hadden mogen worden beoordeeld. Verweerder had bovendien een FMO moeten entameren om te zien of medisch steunbewijs de verklaringen van eiser kan onderbouwen. Het besluit zal om deze reden worden vernietigd. Verweerder zal, indien hij niet op grond van deze uitspraak tot inwilliging van de asielaanvraag overgaat, eiser na raadpleging van de FMMU voor een medisch advies opnieuw moeten horen en vervolgens een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser moeten nemen en daarbij ook expliciet moeten ingaan op de gestelde relatie tussen eiser en [naam] . Ook zal verweerder een forensisch medisch onderzoek moeten opstarten naar het causaal verband tussen het asielrelaas van eiser en de gestelde littekens om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht gelezen in samenhang met artikel 18 Procedurerichtlijn. De rechtbank zal geen termijn verbinden aan het opnieuw beslissen op de asielaanvraag omdat de rechtbank geen zicht heeft op de termijnen die gemoeid zullen zijn met het uitbrengen van een FMMU-advies en het doen verrichten van een FMO.
23. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, stelt de rechtbank de proceskosten voor rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.S. Abbing, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 18 februari 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.