ECLI:NL:RBDHA:2021:12310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
NL21.10884 en NL21.10885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van echtpaar met niet aangeboren hersenletsel en de rol van FMMU-adviezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een echtpaar van Jordaanse nationaliteit. De eiser, die lijdt aan niet aangeboren hersenletsel, kan vanwege zijn aandoening niet adequaat worden gehoord. De rechtbank oordeelt dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres, die niet uit eigen wetenschap kan verklaren over de mishandeling van haar echtgenoot, onvoldoende is beoordeeld door de verweerder. De rechtbank stelt vast dat de FMMU-adviezen, die betrekking hebben op de medische problematiek van de eisers, niet kenbaar zijn betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank benadrukt dat verweerder zijn verplichtingen om een forensisch medisch onderzoek (FMO) op te starten, niet is nagekomen, wat in deze situatie noodzakelijk was gezien de omstandigheden van de eisers. De rechtbank draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij ook de proceskosten van de eisers worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.10884 en NL21.10885

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] , eiser,

v-nummer: [nummer] ,
[naam], eiseres,
v-nummer: [nummer] ,
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam],
v-nummer: [nummer] ,
[naam],
v-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk ook te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluiten van 30 juni 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Aan eisers wordt een vertrektermijn onthouden en zij dienen Nederland onmiddellijk te verlaten.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 oktober 2021 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen van Jordaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1983 respectievelijk [geboortedag] 1991, [geboortedag] 2018 en [geboortedag] 2019. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij met de dood worden bedreigd door de familie, met name de broers, van eiseres omdat eiser en eiseres zijn getrouwd terwijl de familie van eiseres tegen dit huwelijk is.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • Relatie en huwelijk.
  • Problemen als gevolg van de relatie en het huwelijk.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en eiseres geloofwaardig worden geacht. Ook hun relatie en het feit dat zij zijn gehuwd wordt door verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder gaat daarbij uit van de uit het visumdossier gebleken huwelijksdatum 31 juli 2013. De door eisers gestelde problemen als gevolg van hun relatie en huwelijk worden niet geloofwaardig geacht en daarom hoeven zij volgens verweerder ook geen problemen na terugkeer te vrezen. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte elementen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eisers niet blijkt dat zij kunnen worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat zij ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico lopen op ernstige schade. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de aanvragen van eisers worden afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.
4. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten. Op hetgeen eisers hebben aangevoerd zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan
5. De kern van het relaas van eisers heeft betrekking op hun huwelijk, de onvrede hierover van de familie van eiseres en de reactie van deze familie op dit huwelijk. Onderdeel van deze kern van het relaas zijn de verklaringen dat de broers van eiseres eiser zodanig ernstig hebben mishandeld dat eiser hier blijvend (hersen)letsel aan heeft overgehouden. Eiser is niet volledig gehoord omdat hij hiertoe niet in staat is en de door hem afgelegde verklaringen zijn ook daarom niet op geloofwaardigheid beoordeeld. Voor de beoordeling van de asielaanvragen van beide eisers baseert verweerder zich op de door eiseres afgelegde verklaringen en de inhoud van het visumdossier, met name voor zover dit dossier andere informatie bevat dan de inhoud van de verklaringen die eiseres in de zogenaamde asielgehoren heeft afgelegd. Verweerder heeft het relaas van eiseres niet integraal geloofwaardig geacht en met name aan eiseres tegengeworpen dat “data” niet juist zijn omdat eiseres hier wisselend over heeft verklaard en dat zij niet weet te benoemen hoeveel getuigen bij hun huwelijk aanwezig zijn geweest. Verweerder baseert zijn tegenwerpingen veelal op het duiden van verschillen tussen het zogenaamde visumdossier en het asielrelaas zoals eiseres dat naar voren heeft gebracht en legt dit aan de afwijzing van beide asielaanvragen ten grondslag.
6. Gemachtigde van eisers heeft van aanvang af en voortdurend gewezen op de medische problematiek van eiser en de, naar zijn indruk, zeer beperkt verstandelijke begaafdheid van eiseres. Gemachtigde van eisers heeft bij herhaling gemotiveerd aangegeven dat het gelet op deze problematiek nagenoeg onmogelijk is om met eisers een gesprek te voeren over de onderhavige procedure, zodat het nabespreken van de gehoren en het uitleggen van de besluitvorming nagenoeg onmogelijk was. In eerste instantie heeft er zowel ten aanzien van eiser als ten aanzien van eiseres geen FMMU-onderzoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van de argumenten van gemachtigde van eiser zijn de eerste beschikkingen van 3 juli 2020 op de asielaanvragen ingetrokken om alsnog FMMU-adviezen op te vragen alvorens de asielaanvragen te beoordelen.
Gemachtigde heeft gedurende de besluitvormingsfase gewezen op deze adviezen en de overige medische bevindingen en heeft van aanvang af verweerder tevens gemotiveerd verzocht om een FMO (forensisch medisch onderzoek) voor eiser te laten verrichten. Gemachtigde van eisers heeft tevens aangegeven en dit ter zitting ook toegelicht dat eiseres dermate laag begaafd overkomt dat zij bij gesprekken “maar de helft lijkt mee te krijgen”. Gemachtigde heeft overigens bij voortduring gewezen op de onzorgvuldig verlopen procedures en stelt zich op het standpunt dat nu de asielaanvragen dateren van 7 december 2018, er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en eisers daarom aanspraak maken op schadevergoeding.
7. De rechtbank zal beide besluiten vernietigen en overweegt daartoe als volgt.
8. In het dossier bevinden zich onder meer met betrekking tot
eiserde navolgende stukken met de navolgende inhoud:
FMMU-advies d.d. 25 oktober 2020
(…)
Betrokkene heeft in het verleden enige tijd in coma gelegen als gevolg van een forse klap
tegen zijn hoofd. Restverschijnselen hiervan zijn een halfzijdige aangezichtsverlamming,
cognitieve beperkingen (traag reageren, oriëntatieproblemen) en een fors gestoorde geheugenfunctie. Hij zal dus zeker niet compleet en mogelijk soms ook niet geheel
consistent verklaren.
Ook is bij hem sprake van chronische vermoeidheidsklachten, mogelijk (mede) als gevolg
van een slaapstoornis.
Betrokkene behoeft korte, duidelijke vragen, die niet zelden zullen moeten worden
herhaald en/of toegelicht. S.v.p. hem de tijd gunnen, om daar zo adequaat mogelijk op te
antwoorden.
(…)
FMMU-advies d.d. 11 november 2020
(…)
Betrokkene heeft klachten van dien aard, dat betrokkene eerst door een arts van de FMMU moet worden gezien alvorens er een oordeel kan worden gegeven. Aanvullende medische
gegevens van de behandelaar moeten worden opgevraagd om het dossier aan te vullen.
1.b. Kunt u, indien er niet gehoord kan worden, uitspraken doen over de te nemen maatregelen en een termijn aangeven waarop wel gehoord kan worden?
Betrokkene moet eerst gezien worden door de FMMU arts voor een beoordeling.
Mogelijkerwijs kan hierna een definitief oordeel worden gegeven. Gelieve betrokkene
inplannen bij de arts van de FMMU over 2 weken.
1.c. Is het in dat geval wenselijk om voorafgaand aan het horen een nieuwe medisch advies
aan te vragen?
Ja
Betrokkene moet eerst door een arts worden beoordeeld ten aanzien van de door de
verpleegkundige geconstateerde klachten. Aanvullende gegevens van de behandelaar
worden opgevraagd
(…)
FMMU-advies d.d. 19 december 2020
(…)
Betrokkene heeft door klap(pen) tegen het hoofd bij een mishandeling niet aangeboren
hersenletsel (NAH) opgelopen en enige tijd in coma gelegen.
Als restverschijnselen heeft hij een halfzijdige aangezichtsverlamming links, cognitieve
beperkingen (traag reageren, oriëntatieproblemen) en een zeer fors gestoorde
geheugenfunctie. Dit zal in de toekomst niet wezenlijk veranderen.
Betrokkene blijkt vrijwel geen enkele vraag adequaat te kunnen beantwoorden omdat hij
zegt het gevraagde niet te weten c.q. te zijn vergeten, waarbij ook de vraag zelf vaak moet
worden herhaald en/of verduidelijkt omdat hij deze alweer zou zijn vergeten en/of niet
goed begreep.
Betrokkene zal dus zeker niet compleet en mogelijk soms ook niet geheel consistent kunnen
verklaren. Betrokkene behoeft korte, duidelijke vragen, die niet zelden zullen moeten
worden herhaald en/of toegelicht. Naar valt te vrezen zal voor het verkrijgen van de
gewenste informatie grotendeels een beroep moeten worden gedaan op de echtgenote van
betrokkene.
Verder is bij betrokkene sprake van chronische vermoeidheidsklachten, waarschijnlijk
(mede) als gevolg van een slaapstoornis. S.v.p. hem de tijd gunnen om zo adequaat mogelijk
op de hem gestelde vragen te kunnen antwoorden.
(…)
9. Verder bevat het dossier een compleet patiëntendossier van eiser actueel tot en met 20 juni 2020 en een verwijsbrief van de huisarts van 30 juli 2019. Eiser heeft voorts een medisch document, gedateerd op 20 december 2014, overgelegd waarvan Bureau Documenten heeft aangegeven dat dit “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven”.
10. In het dossier bevinden zich onder meer met betrekking tot
eiseresde navolgende stukken met de navolgende inhoud:
FMMU-advies d.d. 25 oktober 2020
(…)
Het geheugen van betrokkene laat te wensen over. Bepaalde gebeurtenissen en/of ervaringen kan zij zich niet goed meer herinneren en een exacte datum kan daarbij door haar nogal eens niet worden geplaatst; in dat geval s.v.p. proberen, haar e.e.a. bij
benadering te laten aangeven.
(…)
FMMU-advies d.d. 11 november 2020
(…)
Er is sprake van beperkingen die relevant zijn voor het horen en/of beslissen, te weten dat het is geobserveerd dat betrokkene last heeft van een wisselende, verkorte concentratie. Gelieve betrokkene meer tijd bieden om te antwoorden. Verder heeft betrokkene aangegeven dat ademhalingsproblematiek te ervaren waardoor hij/zij zich erg benauwd kan voelen. Indien betrokkene benauwdheidsklachten aangeeft gedurende het interview, gelieve betrokkene in de gelegenheid stellen om de medicatie in te nemen.
(…)
11. In het voornemen in de procedure van
eiservan 27 mei 2021 is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Voorafgaande opmerking.
Op 25 september 2020 heeft de Staatssecretaris de beslissing van 3 juli 2020 ingetrokken. De reden hiervan is dat betrokkenen een FMMU- onderzoek moet worden aangeboden. Uit het FFMU-Advies van 18 december 2020 –het betreft een opvolgend MA- blijkt dat betrokkene gehoord kan worden indien er rekening wordt gehouden met het volgende: (…)
Op 2 maart 2021 heeft een aanvullend nader gehoor plaatsgevonden met betrokkene. Uit de gegeven antwoorden van betrokkene blijkt dat hij herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij geen antwoord weet te geven op vragen die raken aan zijn asielrelaas. Betrokkene heeft verklaard dat zijn geheugenverlies is verergerd. Betrokkene heeft aangegeven dat zijn vrouw wel in staat is om de vragen te beantwoorden. (…) Gelet op de vorenstaande verklaring van betrokkene en het feit dat uit het aanvullend nader gehoor blijkt dat betrokkene op dat moment niet in staat is gebleken om te verklaren over zijn asielrelaas, in combinatie met de opmerking in het FMMU- advies d.d. 18 december 2020 dat voor het verkrijgen van de gewenste informatie grotendeels een beroep moet worden gedaan op de echtgenote van betrokkene, zal de asielaanvraag van betrokkene grotendeels worden beoordeeld op basis van de verklaringen van zijn echtgenote (…).
(…)
Zelfs wanneer uit zou worden gegaan van het plaatsvinden van een mishandeling van betrokkene in zijn land van herkomst, geeft dit geen aanleiding voor het opstarten van een FMO. Hierboven is reeds gemotiveerd dat het asielrelaas – en daarmee de gestelde oorzaak van de cognitieve problemen – niet geloofwaardig is. (…) Gelet op het feit dat de aanleiding voor de gestelde mishandeling reeds ongeloofwaardig geacht is, zal de uitkomst van een FMO niet tot een positief oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas leiden. In dit kader wordt meegewogen dat de uitkomst van een FMO geen inzicht geeft in het verband tussen de gestelde mishandeling van betrokkene en de omstandigheden die hieraan ten grondslag zouden hebben gelegen. Gelet op het vorenstaande wordt overwogen dat er geen aanleiding wordt gezien voor een nadere beoordeling van het verband tussen de medische/cognitieve problemen van betrokkene en zijn stellingen over de oorzaak ervan.
(…)
12. In het besluit van 30 juni 2021 op de asielaanvraag van
eiseris onder meer overwogen:
(…)
In Werkinstructie 2016/4 staat vermeld dat op het moment dat de IND een FMO opstart, de IND een eerste beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van de geloofwaardigheid van het asielrelaas en op grond daarvan een FMO onderzoek van belang acht voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en de vraag of de aanvraag ingewilligd of afgewezen wordt. Ten aanzien van het vorenstaande wordt overwogen dat het asielrelaas reeds ongeloofwaardig is geacht op grond van de verklaringen van de echtgenote van betrokkene en de ingeleverde documenten/ bewijsstukken.(…) Gelet op het vorenstaande wordt overwogen dat er nog immer geen aanleiding wordt gezien voor een nadere beoordeling van het verband tussen de medische/cognitieve problemen van betrokkene en zijn stellingen over de oorzaak ervan. Te meer nu er niet van de echtheid van de huwelijksakte wordt uitgegaan is een nader onderzoek en een FMO niet aan de orde(…).
13. In het voornemen in de procedure van
eiseresvan 27 mei 2021 is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Uit het FFMU-Advies van 5 november 2020 –het betreft een opvolgend MA- blijkt dat betrokkene gehoord kan worden indien er rekening wordt gehouden met de genoemde omstandigheden. Uit het aanvullend gehoor van 3 maart 2021 blijkt dat er rekening is gehouden met de situatie van betrokkene.
Op 3 maart 2021 heeft een aanvullend gehoor plaatsgevonden. In grote lijnen komen de verklaringen overeen met de verklaringen uit het nader gehoor van 10 juli 2019. Uit het aanvullend gehoor blijkt dat betrokkene de tolk goed kon verstaan, de vragen goed heeft begrepen en dat er voldoende rekening is gehouden met de (lichamelijke en geestelijke) toestand van betrokkene tijdens het gehoor. Zo wordt er tijdens het gehoor een aantal keren aan betrokkene gevraagd hoe het met haar gaat (bijv. op pagina 8, 14 en 15) en heeft betrokkene telkenmale verklaard dat het goed gaat. Uit het gehoor (bijv. pag.14) blijkt dat betrokkene een paar keer de vraag niet goed begrijpt en dit vervolgens aangeeft, waarop de vraag opnieuw en/of op een andere manier wordt gesteld. Hieruit kan worden herleid dat de communicatie naar behoren verliep en betrokkene de vragen die tijdens het gehoor werden gesteld, heeft begrepen.
(…)
14. In het voornemen is onder meer tegengeworpen dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de datum van haar huwelijk, tegenstrijdig heeft verklaard of zij enkel “religieus gehuwd” is, tegenstrijdig heeft verklaard of er een huwelijksakte is, tegenstrijdig heeft verklaard over de datum van de visumaanvragen en tegenstrijdig heeft verklaard over het tijdsverloop tussen de dag dat eiser zou zijn mishandeld en de dag dat zij eiser weer heeft ontmoet. Eiseres wordt tevens tegengeworpen dat ze in het nader gehoor en in het aanvullend gehoor niet kan aangeven hoe haar broers haar steeds wisten te vinden als eisers gingen verhuizen uit vrees voor deze broers.
15. In het besluit van 30 juni 2021 op de asielaanvraag van eiseres wordt ook tegengeworpen dat in de na het voornemen overgelegde huwelijksakte is vermeld dat er drie getuigen aanwezig waren bij het huwelijk terwijl eiseres heeft verklaard dat er twee getuigen waren. Verder is verwezen naar het voornemen waarin is gemotiveerd dat eiseres op grond van het meest recente FMMU-advies kon worden gehoord. In het besluit is geen enkele overweging opgenomen over het derde element. Alle overwegingen hebben betrekking op de tegenstrijdigheden die zijn geduid in de verklaringen over het tweede element. De rechtbank stelt vast dat nagenoeg alle tegenwerpingen aan eiseres zien op tegenstrijdigheden in de verklaringen over het huwelijk. Dit huwelijk, dat als afzonderlijk element is geduid, is echter geloofwaardig bevonden. Eiser is niet in staat om te worden gehoord. Verweerder heeft daarom de verklaringen die eiser in de “visum-procedure” heeft afgelegd niet betrokken bij de beoordeling van de asielrelazen van eisers. De rechtbank acht dit zorgvuldig. De kern van het relaas betreft echter de gestelde bedreigingen door de broers van eiseres en de gestelde ernstige mishandeling van eiser.
16. Onderdeel van de kern van het relaas is de geweldsuitoefening op eiser. Eiser kan ten gevolge van niet aangeboren hersenletsel geen verklaringen afleggen. Verweerder kiest er daarom voor om de vraag of eisers internationale bescherming behoeven uitsluitend te baseren op de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres. Eiseres heeft echter niet verklaard over de gestelde mishandeling. Uit haar verklaringen blijkt dat zij geen getuige is geweest van de gestelde gebeurtenissen die de oorzaak van het blijvende hersenletsel van eiser zijn. Eiseres kan hierover dus niet uit eigen wetenschap verklaren en de relazen van eisers op dit punt dus niet aannemelijk maken met haar eigen verklaringen.
17. De geloofwaardigheidsbeoordeling van het relaas van eiseres ziet dan ook op het eerste en het tweede element. Deze beide elementen zijn echter geloofwaardig geacht. Desalniettemin hebben blijkens het besluit de geduide tegenstrijdigheden doorgewerkt in de beoordeling van de verklaringen van eiseres over de aanleiding van de gestelde mishandeling en het tijdsverloop op de bewuste dag en de data van en het tijdsverloop tussen verschillende bedreigingen en contacten van haar broers met eisers.
FMMU-adviezen hebben echter betrekking op het horen én op het beslissen. Dit is ook logisch want het met inachtneming van de geconstateerde beperkingen en dus zorgvuldig horen heft de beperkingen immers niet op. Niet in geschil is dat verweerder voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de wijze waarop hij eiseres heeft gehoord. Dit is dan ook terecht als zodanig benoemd in het besluit van eiseres. In het besluit zijn de FMMU-adviezen echter op geen enkele wijze -kenbaar- betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder had echter bij het formuleren van de tegenwerpingen zich -kenbaar- rekenschap moeten geven van de geconstateerde beperkingen.
18. Omdat bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiseres de geconstateerde beperkingen en de verklaringen van de gemachtigde over de mogelijk beperkte begaafdheid van eiseres niet kenbaar zijn betrokken zal het besluit worden vernietigd.
Dit betekent dat reeds hierom ook het besluit op de asielaanvraag van eiser zal worden vernietigd. Dit besluit is immers gebaseerd op de beoordeling van de verklaringen van eiseres. De rechtbank overweegt daarnaast dat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij zijn beslissing om geen FMO te laten verrichten.
19. Verweerder is op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn gehouden een forensisch medisch onderzoek (hierna: FMO) op te starten als hij dat relevant acht. In het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf C1/4.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000, is opgenomen wanneer verweerder dat aan de orde vindt. Tevens is opgenomen in welke gevallen hij geen medisch onderzoek zal laten doen. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 juli 2020, (ECLI:NL:RBDHA:2020:6543), 18 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:1381) en 10 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2189), dat verweerder het steeds relevant moet achten om te onderzoeken of door medisch onderzoek steun kan worden gevonden voor het relaas van eiser als eiser medische klachten of littekens heeft en eiser verklaart dat de klachten en/of littekens een gevolg zijn van de gebeurtenissen op grond waarvan hij bescherming vraagt en dit bovendien verband houdt met de kern van het relaas. Verweerder is hiertoe gehouden om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht zoals bepaald in artikel 4 van Richtlijn 2011/95/EU (de Kwalificatierichtlijn), en om een goede beoordeling te kunnen maken inzake de behoefte aan internationale bescherming en/of er een risico bestaat op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer. Deze invulling van de samenwerkingsplicht vereist een actieve en welwillende houding van verweerder bij het bezien of medisch onderzoek relevant en dus verplicht is.
20. De rechtbank overweegt dat, gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, aan verweerder geen beoordelingsvrijheid toekomt om forensisch medisch onderzoek niet relevant te achten enkel met als reden dat de vreemdeling zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt met zijn verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank staat het verweerder, indien hij het relaas niet aannemelijk acht, alleen vrij om medisch onderzoek niet relevant te achten als er geen sprake is van medische klachten en/of littekens of als er geen verband is gesteld tussen het relaas en adequaat kunnen verklaren of tussen het relaas en de klachten en/of littekens. Verweerder is eveneens gehouden om elke gradatie van medisch steunbewijs te betrekken bij zijn integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Medische bevindingen zijn dus ook relevant als er geringe ondersteuning voor het asielrelaas uit blijkt. Verweerder lijkt evenwel -steeds- sluitend “bewijs” te vereisen voor verklaringen “wie het heeft gedaan”. Deze eis is echter niet aanvaardbaar omdat dit de aard en strekking van een FMO miskent en miskent dat een vreemdeling zijn relaas “slechts” aannemelijk hoeft te maken en niet hoeft te bewijzen.
21. De rechtbank overweegt dat eisers een medisch attest van een ziekenhuis in Jordanië van 20 december 2014 hebben overgelegd, waarin is vermeld dat eiser op het hoofd is geslagen met scherpe voorwerpen, wat heeft geleid tot verlamming in de zevende zenuw in het gezicht aan de rechterzijde. Uit het document volgt ook dat eiser natuurlijke therapiesessies volgt. Verweerder heeft daarover overwogen dat uit onderzoek door Bureau Documenten is gebleken dat dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, waardoor aan de inhoud daarvan geen waarde kan worden toegekend. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek door Bureau Documenten onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft een vergewisplicht en kan niet zonder meer afgaan op de conclusies van Bureau Documenten. Eisers stellen dat zij de overgelegde documenten hebben laten legaliseren, waardoor onnavolgbaar is dat Bureau Documenten stelt dat de stukken mogelijk onbevoegd zijn opgemaakt. Uit het onderzoek door Bureau Documenten blijkt niet waarom met de legalisaties geen rekening is gehouden. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is een advies van Bureau Documenten een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Verweerder moet zich indien hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Verder volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:628, dat Bureau Documenten een onderdeel is van het ministerie van Justitie en Veiligheid en daarom functioneert onder de verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat de verklaring van onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dat laat echter onverlet dat zich situaties kunnen voordoen waarin de vergewisplicht van verweerder als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb meebrengt dat hij moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusies is gekomen.
Zoals de Afdeling heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:869) ziet legalisatie op de bevestiging van de echtheid van de in het document voorkomende handtekening en van de bevoegdheid van de functionaris die het document heeft ondertekend. Legalisatie biedt echter geen uitsluitsel omtrent de inhoudelijke juistheid van het document.
22. Juist in een procedure als de onderhavige dient verweerder zelf actief te onderzoeken of sprake is van medisch steunbewijs. Ook indien niet zou hoeven te worden uitgegaan van het door eisers overgelegde medisch attest ontslaat dit verweerder niet van zijn gehoudenheid om te bezien of uit FMO steunbewijs kan blijken die het relaas van eisers nader onderbouwt.
23. De rechtbank, zoals ook uitgesproken ter zitting, twijfelt niet aan de inspanningen die verweerder heeft betracht om ten aanzien van beide eisers zo zorgvuldig mogelijk te handelen. De rechtbank overweegt dat het bovendien uitzonderlijk is als een vreemdeling in het geheel niet in staat is om te verklaren, maar wel een asielaanvraag indient die zal moeten worden beoordeeld. Op verweerder rust echter een inspanningsplicht om te bezien hoe in deze uitzonderlijke omstandigheden grondig kan worden onderzocht of internationale bescherming moet worden verleend. Verweerder heeft in de hiervoor genoemde overwegingen in het besluit waarin wordt gemotiveerd waarom geen FMO is verricht de aard en strekking van forensisch medisch onderzoek miskend. Dit medisch onderzoek betreft juist het onderzoeken van causaal verband tussen de gestelde (toedracht van de) feiten en de waargenomen letsels en kan juist daarom steunbewijs opleveren voor de afgelegde verklaringen.
24. Eiser is niet in staat om zijn relaas adequaat met woorden te onderbouwen. Indien zijn lichaam sporen van geweldsuitoefening vertoont kan zijn lichaam in die zin wel “praten”.
Juist daarom had verweerder om invulling te geven aan zijn samenwerkingsplicht moeten bezien of er medisch bewijs is om de door eisers afgelegde verklaringen te ondersteunen en op die wijze grondig te onderzoeken of eisers internationale bescherming nodig hebben. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door de verklaringen die eiser heeft afgelegd niet te beoordelen op geloofwaardigheid. Het is bovendien begrijpelijk dat wordt bezien of eiseres mede namens eiser het relaas naar voren kan brengen, te meer nu eiser dit ook zelf heeft voorgesteld. Indien echter blijkt dat eiseres geen wetenschap heeft over de feitelijke toedracht van de geweldsuitoefening en er bovendien sprake is van beperkingen ten aanzien van het horen en beslissen had verweerder niet kunnen volstaan met het enkel beoordelen van het relaas van eiseres. Daargelaten de FMMU-adviezen die ten behoeve van de procedure van eiseres zijn uitgebracht, had het bovendien in de rede gelegen de begaafdheid van eiseres nader te onderzoeken. De gemachtigde van eisers heeft meermalen aangegeven dat hij de indruk heeft dat eiseres zeer beperkt begaafd is. In beginsel is het aan (gemachtigde van) eiseres om stellingen over een mogelijk mindere begaafdheid en het verband hiermee met de mogelijkheid om adequaat te kunnen verklaren te onderbouwen. In het onderhavige geval heeft echter te gelden dat verweerder bij de beoordeling van de asielaanvragen volledig uitgaat van de verklaringen die eiseres aflegt en uit de FMMU-adviezen beperkingen blijken. Verweerder kan gelet hierop niet passief blijven en de uitlatingen van de gemachtigde enkel voor kennisgeving aannemen.
25. Verweerder kan de beoordeling van het derde element dus niet baseren op verklaringen van eisers omdat eiser niet kan verklaren vanwege medische problematiek en eiseres niet uit eigen wetenschap kan verklaren over deze feiten en er overigens beperkingen blijken uit de FMMU-adviezen. Verweerder baseert de beoordeling van het derde element op tegenstrijdigheden die hij in de verklaringen van eiseres heeft geduid met betrekking tot het tweede -desondanks geloofwaardig geachte – element. Deze tegenstrijdigheden zien met name op “data” van gestelde gebeurtenissen. Uit de FMMU-adviezen blijkt van problematiek die eiseres heeft bij het benoemen van data. Uit de verslaglegging van de gehoren blijkt dat verweerder zich bij het horen rekenschap heeft gegeven van de FMMU-adviezen en bij het horen de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht. De rechtbank stelt echter vast dat in het besluit niet is overwogen hoe rekening is gehouden met de FMMU-adviezen bij de beoordeling van de verklaringen. Het FMMU adviseert echter over het horen én over het beslissen. De rechtbank verwijst hierbij naar de eerder genoemde uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats van 10 maart 2021. Nu in de FMMU-adviezen beperkingen zijn geconstateerd moet verweerder deze adviezen ook -kenbaar en dus toetsbaar- betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft aangegeven dat het gehoor zorgvuldig is ingericht en daardoor is voldaan aan de FMMU-adviezen. De rechtbank volgt dit niet omdat, zoals reeds overwogen het zorgvuldig horen de beperkingen niet opheft en het FMMU-advies ook betrekking het beslissen heeft. Verweerder had ook -kenbaar en dus toetsbaar – dienen in te gaan op de opmerkingen die de gemachtigde bij herhaling heeft gemaakt over zijn inschatting van de begaafdheid van eiseres en de daarmee verband houdende competentie om te kunnen verklaren. Verweerder heeft enkel gewezen op de wijze waarop de gehoren zijn ingericht. Dit volstaat dus niet.
Het besluit op de aanvraag van eiseres zal worden vernietigd omdat bij het beslissen niet kenbaar rekening is gehouden met de beperkingen zoals die blijken uit FMMU-adviezen en zoals die naar voren zijn gebracht door de gemachtigde.
Het besluit op de aanvraag van eiser zal worden vernietigd omdat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij het beoordelen of hij op grond van artikel 18 Pri gehouden was een FMO te laten verrichten. De juridische beoordeling in deze procedure van deze verplichting is onjuist. In deze procedure heeft bovendien te gelden dat de beoordeling van de aanvraag van eiser is gebaseerd op de verklaringen van eiseres. Gelet op de specifieke omstandigheden van deze procedures kan dit niet volstaan omdat eiseres niet uit eigen wetenschap kan verklaren over de kern van het relaas voor zover dit de gestelde mishandeling betreft en verweerder ten onrechte de beperkingen van eiseres om te kunnen verklaren niet heeft betrokken bij het beslissen over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
26. Verweerder zal opnieuw dienen te beslissen op de asielaanvragen van eisers. Indien verweerder in zijn nieuw te nemen besluiten er voor kiest om -zonder nader FMO ten behoeve van eiser en zonder nadere beoordeling van de verklaringen van eiseres met inachtneming van de geconstateerde beperkingen en zonder onderzoek naar de begaafdheid van eiseres - integraal uit te gaan van de geloofwaardigheid van het relaas, zal verweerder de zwaarwegendheid van het relaas moeten beoordelen om te onderzoeken of eisers in aanmerking moeten worden gebracht voor internationale bescherming. Indien de besluitvorming in beide procedures zal zijn afgerond is de rechtbank pas in staat om de verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn te beoordelen. De rechtbank zal tegen die tijd partijen in overweging geven hierover in overleg te treden.
27. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Verweerder zal nieuwe besluiten op de asielaanvragen van eisers moeten nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Er is sprake van aanzienlijk tijdsverloop sinds het indienen van de asielaanvragen. De rechtbank kan evenwel geen termijn stellen om nieuwe besluiten te nemen omdat verweerder wellicht nader medisch onderzoek naar het vermogen van eisers om te kunnen verklaren en naar de vraag of sprake is van medisch steunbewijs zal laten verrichten en verweerder daarbij in ieder geval afhankelijk is van de beschikbaarheid van het NFI en het NIFP. De rechtbank gaat er wel van uit dat verweerder spoedig na bekendmaking van deze uitspraak aan (gemachtigde van) eisers kenbaar zal maken of, voor zover zou worden afgezien van het instellen van hoger beroep, daadwerkelijk een FMO zal worden verricht of nieuwe besluiten worden genomen op basis van de dossierstukken zoals die nu reeds ter beschikking van verweerder staan.
28. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank zal in aanvulling op de standaardmatig toegekende proceskostenveroordeling een extra punt toekennen omdat de eerdere besluiten op de onderhavige aanvragen zijn ingetrokken naar aanleiding van de gronden van eisers. Gemachtigde van eisers heeft dus tweemaal inhoudelijke argumenten moeten formuleren tegen opvolgende besluiten op dezelfde asielaanvragen. De kosten stelt de rechtbank dan ook op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.244,-- (2 punten voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.244,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W.M. Bankers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 10 november 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.