4.7Criminele organisatie (feit 3)
Algemeen
Aan de verdachte is, net als aan haar medeverdachtenten laste gelegd dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Volgens de tenlastelegging bestond de organisatie onder andere uit de verdachte en haar medeverdachten en had deze het oogmerk om misdrijven - mensenhandel en witwassen - te plegen.
Een criminele organisatie - in de zin van artikel 140 Sr - is een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Niet vereist is dat men moet hebben samengewerkt, of bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, een bepaalde gezamenlijke werkwijze, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een criminele organisatie indien de betrokkene tot de organisatie behoort en een aandeel heeft in (dan wel ondersteunt:) gedragingen die strekken tot, of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk tot het plegen van misdrijven. De deelnemer dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen. Niet vereist is dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, dat hij aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen, of dat hij van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Dit betekent dat een verdachte ook een strafbare rol in een criminele organisatie kan hebben gespeeld ten aanzien van feiten waarvan hij of zij is vrijgesproken.
Apus-dossier
Uit hetgeen in dit vonnis is overwogen, volgt dat de verdachte zich binnen de onder feit 3 ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van mensenhandel. Het Apus-dossier omvat evenwel aanzienlijk meer zaaksdossiers mensenhandel dan de zaaksdossiers waarin ten laste van de verdachte een bewezenverklaring van mensenhandel volgt (in totaal omvat het Apus-onderzoek 21 zaaksdossiers mensenhandel). In een groot aantal van die andere zaaksdossiers komt de rechtbank bij vonnissen van heden tot de slotsom dat sprake is van het (mede)plegen van mensenhandel door één of meerdere medeverdachten.
Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat de verdachte en/of zijn medeverdachten in voormelde periode allen in één of meerdere gevallen betrokken zijn geweest bij de werving, het vervoer, de huisvesting, de tewerkstelling en/of controle van Hongaarse vrouwen, steeds met het doel hen te laten werken in de raamprostitutie in Den Haag, en daaraan geld te verdienen. Het gaat in vrijwel alle gevallen om zeer jonge vrouwen, veelal uit (de omgeving van) Mohács, die in sociaal en/of financieel problematische omstandigheden verkeerden en onder die omstandigheden, aangespoord door een van de verdachten, besloten in de prostitutie te gaan werken om daarmee goed te verdienen. In de praktijk werden de vrouwen evenwel door de verdachte en/of zijn medeverdachten uitgebuit. De verdachten, op [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] na, hadden zelf geen werk hier in Nederland en leefden van het geld dat door de door hen tewerkgestelde vrouwen werd verdiend en aan hen werd afgedragen, zonder dat hier een reële tegenprestatie tegenover stond. [medeverdachte 4] , en tijdelijk ook [medeverdachte 3] , werkte zelf in de raamprostitutie in dezelfde straat als waar de vrouwen tewerk werden gesteld en konden op die manier hen controleren.
Structuur
Voorheen werd bij een criminele organisatie vooral gedacht aan een organisatie met een hiërarchische structuur. Het besef is gegroeid dat georganiseerde criminaliteit tegenwoordig veeleer bestaat uit een crimineel netwerk, bestaand uit diverse cellen. Iedere cel bestaat op zijn beurt uit een kleine groep. De cellen werken op zich voor zichzelf, maar werken tegelijkertijd onderling flexibel met elkaar samen, ondersteunen elkaar waar nodig en zorgen ook voor vervanging als dat nodig is. Criminele samenwerkingsverbanden worden meestal gevormd door sociale relaties, zoals familie- en vriendschapsbanden en komen regelmatig ook uit hetzelfde herkomstland. Zo ook bij de verdachten binnen het onderzoek Apus. De kernleden van de organisatie bestaan uit vier zussen ( [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ), een broer ( [medeverdachte 6] ) en - op een uitzondering na, te weten [verdachte] die weduwe is - hun levenspartners ( [medeverdachte 8] , respectievelijk [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] ). Iedere cel bestaat uit een koppel: [medeverdachte 8] is gehuwd met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] is de levenspartner van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] van [medeverdachte 6] en [verdachte] is zoals gezegd alleen. De kernleden woonden voordien allemaal in Mohács, Hongarije. Naast deze kernleden zijn er naar het oordeel van de rechtbank nog anderen die op hun manier een bijdrage aan de organisatie hebben gegeven, maar zij worden op dit moment (nog) niet vervolgd. De rechtbank noemt in dit verband de namen van ‘ [naam] ’ (een vaste chauffeur die dames van Hongarije per auto naar Nederland vervoerde), [betrokkene 2] (iemand die met meerdere dames in contact is getreden als tussenpersoon bij het werven) en [betrokkene 3] (idem dito het aanleveren van meisjes). De organisatie is dan ook zeker niet compleet te noemen met slechts deze verdachten.
In een groot aantal zaaksdossiers hebben de verdachten binnen de netwerkcel als ‘stel’ c.q. ‘koppel’, namelijk steeds in nauwe en bewuste samenwerking met hun partner, de vrouwen uitgebuit:
- [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] : [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] ;
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] : [slachtoffer 8] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 9] ;
- [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] : [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] ;
- [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] : [slachtoffer 10] .
Enige uitzondering op het voorgaande is [verdachte] , die - voor zover hier relevant - niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander handelde.
(Familie)band
Zoals gezegd behoren de verdachten tot dezelfde familie; zij zijn (schoon)broers en (schoon)zusters. De verdachten zelf beweren steeds dat hun onderlinge band helemaal niet zo goed is. [medeverdachte 5] zou altijd zijn achtergesteld ten opzichte van haar broer en zussen, [medeverdachte 8] zou zelfs zijn naam hebben gewijzigd omdat hij ten opzichte van de familie [familienaam] van een minderwaardige Roma-stam zou komen, de relatie tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zou tot het vriespunt zijn gedaald, omdat de huidige partner van [medeverdachte 2] voorheen de partner was van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] zou zelfs daarom door haar moeder zijn verstoten, [medeverdachte 7] moest al vrij snel nadat hij een relatie kreeg met [medeverdachte 3] een langdurige gevangenisstraf in Hongarije uitzitten. Zij zouden onderling nauwelijks contact met elkaar hebben gehad.
De verklaringen van de verdachten met betrekking tot hun slechte familiaire betrekkingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet geloofwaardig. Juist al deze familieleden komen bij justitie (in hetzelfde onderzoek) in beeld op verdenking van mensenhandel. Zij worden er stuk voor stuk van verdacht betrokken te zijn bij het tewerkstellen van overwegend jonge Hongaarse vrouwen in de raamprostitutie in voornamelijk de Doubletstraat te Den Haag in Nederland. Het is ongeloofwaardig dat de naar eigen zeggen getroebleerde familieleden elkaar, duizenden kilometers van huis dan ‘toevallig’ in dezelfde stad tegen zouden zijn gekomen. Deze verklaringen stroken ook in het geheel niet met de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen. Uit een groot aantal feiten en omstandigheden uit het Apus-dossier blijkt namelijk dat er tussen hen ook daadwerkelijk een (familie)band was, in de zin dat de verdachten bij elkaar verbleven en/of contact hadden. Zo hebben [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] , en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , tegelijkertijd op verschillende etages van hetzelfde pandgewoond, te weten op de adressen [straatnaam 2] respectievelijk [straatnaam 1] te Den Haag.Op laatst vermeld adres hebben tegelijkertijd ook [verdachte] en [medeverdachte 3] verbleven.[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn samen met [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] op het adres [straatnaam 2] gezien.Ook [medeverdachte 6] is samen met [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] op het adres [straatnaam 2] gezien.Voorts zijn bij een controle op de luchthaven Eindhoven [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] samen gezien; ook [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] zijn bij een dergelijke controle samen gezien.Dat de verdachten op persoonlijk vlak contact en in elkaars persoonlijk leven interfereerden blijkt onder meer uit een tapgesprek van 18 augustus 2014, waarin [medeverdachte 6] met [medeverdachte 2] belt over haar zoon [naam zoon] die door hun beider moeder was opgevangen.Verder blijkt uit het dossier dat er in de onderhavige periode telefonische contacten zijn tussen (de telefoons van) [medeverdachte 8] en [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2]en tussen (de telefoons van) [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] .Ook is gebleken dat [medeverdachte 6] telefonisch contact onderhield met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 8] .De rechtbank wijst (bij wijze van voorbeeld) nog met name op een gesprek van 8 maart 2014 tussen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] , waarin laatstgenoemde vertelt dat [slachtoffer 2] een klacht over [betrokkene 3] bij de politie heeft ingediend en dat hij blij is dat zij van hem is weggegaan.
Duurzaamheid
Juist de familieband werkt als cement voor de organisatie en bestendigt het voortbestaan van de organisatie. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat toen het na het negatieve werkadvies van Bardi in Nederland fout dreigde te gaan, zes van de negen verdachten ineens actief werden in België; voor welke periode de Belgische rechter ook het bestaan van een criminele organisatie heeft bewezenverklaard ten aanzien van de verdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , maar waar ook [medeverdachte 8] en [verdachte] overduidelijk aanwezig waren. De in Nederland bestaande organisatie ging geruisloos over naar België, waarbij [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] nog steeds in Nederland bleven maar toch hun steentje bijdroegen (waarover later meer) en [medeverdachte 5] in Hongarije verbleef. De organisatie kreeg in België weer andere netwerkcellen erbij, maar de Belgische rechter heeft aan [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in ieder geval een hoofdrol toegedicht.
Werkwijze
Uit de zaaksdossiers komt naar voren dat door de verdachten (al dan niet als ‘stel’) op verschillende punten dezelfde werkwijze werd toegepast. Zo is het in vrijwel alle zaaksdossiers zo, dat door de verdachten (al dan niet op hun initiatief en al dan niet door tussenkomst van een met de verdachten bevriende tussenpersoon) in Hongarije contact werd gelegd met jonge vrouwen. De vrouwen verkeerden nagenoeg allemaal in een slechte financiële positie. Een deel daarvan was al jong moeder geworden en droeg zodoende niet alleen de zorg voor zichzelf, maar ook voor hun jonge kind. Ook zaten er vrouwen bij die juist hun ouders uit de financiële misère wilden helpen, of die uit gebroken gezinnen kwamen of al vanaf jonge leeftijd op slechte voet met hun ouders leefden. Deze vrouwen werd - al dan niet met voorbeelden van vrouwen die dat al deden - verteld hoeveel geld er te verdienen viel met prostitutie in Nederland. Ook bestaan er de voorbeelden van vrouwen ( [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] ) die inmiddels niet beter wisten dan geld te verdienen met prostitutie en die na jarenlang de helft van hun verdiensten te hebben moeten afstaan, blij waren ‘met de deal’ nu slechts € 100 per dag aan verdachten ( [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] ) te moeten afdragen; iets dat moest om überhaupt ‘toegang tot de straat’ te hebben. De vrouwen ‘wilden’ uiteindelijk in het buitenland in de prostitutie werken, opdat zij er financieel beter van zouden worden. Vervolgens werden financiële afspraken met deze vrouwen gemaakt die er in een groot aantal gevallen op neer kwamen dat de vrouwen de helft van hun verdienstenof een vast bedrag per dag zouden moeten afstaan. De vrouwen werden door of met (financiële) hulp van de verdachten vanuit Hongarije naar Nederland vervoerd. De kosten van vervoer dienden (evenals andere onkosten) vervolgens door de vrouwen aan de verdachten te worden terugbetaald uit hun verdiensten van hun prostitutiewerk. Eenmaal in Nederland werden de vrouwen ondergebracht op een adres waar ook de verdachten woonden en bleek er geregeld sprake te zijn van een grotere ‘schuld’ die moest worden terugbetaald. In een groot aantal gevallen werden de vrouwen ondergebracht in het pand [straatnaam 1] / [straatnaam 2] Den Haag, een pand dat kennelijk door de verdachten werd gebruikt als ‘uitvalsbasis’ in Nederland ten behoeve van de prostitutie van de vrouwen. Na aankomst in Nederland werden de vrouwen (al dan niet met behulp van een ‘ervaren’ prostituee zoals [slachtoffer 6] ) veelal op de dag na aankomst naar de prostitutiestraat gebracht. Zij kregen van de verdachten een telefoon mee, waarmee zij niet konden bellen, maar waarop zij slechts gebeld konden worden en waarop zij steeds door hen gebeld werden teneinde te controleren of zij wel genoeg verdienden, dan wel om hen aan te sporen om meer te verdienen.De vrouwen gaven hun verdiensten uit de prostitutie af aan de verdachten en zagen daar in een groot aantal gevallen niets van terug.
In elk zaaksdossier is te zien dat sprake is van exclusiviteit. De vrouwen werden nooit op hetzelfde moment door meerdere stellen tegelijk uitgebuit. Door verschillende getuigen wordt ook verklaard dat vrouwen bij ‘de [medeverdachte 8] ’s’, ‘de [medeverdachte 7] ’s’ of de ‘ [medeverdachte 1] ’s’ hoorden. Daaraan ligt de kennelijke afspraak ten grondslag dat de verdachten zich in beginsel niet met ‘elkaars’ vrouwen bemoeiden als ‘baas’. De rechtbank wijst in dit verband op de verklaring van [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris:“
[slachtoffer 1][ [slachtoffer 1] ]
hoorde bij [verdachte] . Zij waren samen. [slachtoffer 1] werkte voor [verdachte] , daarom regelde zij hun zaken samen, buiten onze aanwezigheid. Ik regelde mijn zaken met [medeverdachte 2] ook niet in aanwezigheid van een ander.(…)
We hebben daarover gesproken met [medeverdachte 2] en haar man en zij zeiden dat het onze zaken waren en dat de zaken van [slachtoffer 1] [verdachte] aangaan.”en op de verklaring van [slachtoffer 3] bij de politie:“Elk meisje hoorde bij een bepaalde vrouw. En degene met wie je was bepaalde eigenlijk de werktijden en daar kon je ook terecht met problemen of geldzaken.”
Samenwerking
Uit verschillende feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachten ook buiten hun ‘koppel’ met elkaar (dan wel met andere koppels) samenwerkten of ondersteuning boden ten behoeve van de uitbuiting van de vrouwen. De rechtbank wijst in dit verband nog op de volgende voorbeelden:
- Uit de telefonische contacten zoals hiervoor vermeld onder het kopje ‘(Familie)band’ blijkt dat de verdachten onderling afstemden en (telefonisch) overleg hadden ten behoeve van hun activiteiten. Uit de telefonische contacten van [medeverdachte 6] in maart 2014 blijkt in het bijzonder dat hij bij afwezigheid van de medeverdachten die op dat moment in België waren opgepakt de ‘zorg’ op zich nam voor één van de vrouwen ( [slachtoffer 11] ) die voor die medeverdachten werkte. [medeverdachte 6] stemde dit af met andere medeverdachten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verdachten klaarblijkelijk voor elkaar ‘insprongen’ indien er sprake was van een noodsituatie.
- Uit een OVC-gesprek van 1 augustus 2014 komt naar voren dat [medeverdachte 6] zich - op het moment dat de [medeverdachte 7] ’s en de [medeverdachte 1] ’s vastzaten - zich ook bezig hield met het ‘screenen’ van een door een vriend van hem aangedragen vrouw met het oog op een mogelijke tewerkstelling in Nederland.
- [slachtoffer 7] en [slachtoffer 12] hebben verklaard dat zij door [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] naar Nederland zijn vervoerd en dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] (die volgens [slachtoffer 12] ook meisjes naar Nederland brachten), op dat moment in een andere auto met hen naar Nederland reden.Die verklaringen worden ondersteund door de mutatie van 6 januari 2012 waaruit blijkt dat [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] - kennelijk kort na aankomst in Nederland - samen met [medeverdachte 6] op het adres [straatnaam 2] te Den Haag zijn gezien. Klaarblijkelijk werd er door de verdachten samen gereisd.
- [slachtoffer 1] , die voor [verdachte] werkte, is na aankomst in Nederland door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] opgehaald met een auto die werd bestuurd door [medeverdachte 1] . Hij is ook degene geweest die [slachtoffer 1] naar de prostitutiestraat heeft gebracht. [medeverdachte 3] heeft voor [slachtoffer 1] de kamer in de straat geregeld.
- [slachtoffer 3] , die ten behoeve van [medeverdachte 3] in Nederland zou gaan werken, werd in Eindhoven samen met [medeverdachte 3] opgehaald door [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] .
- [slachtoffer 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] haar zus [verdachte] instrueerde over hoe zij met het voor haar werkende meisje ( [slachtoffer 1] ) moest omgaan, omdat zij anders weg zou kunnen lopen.
- [slachtoffer 6] heeft verklaard dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] het geld dat zij in 2010 dagelijks aan [medeverdachte 8] moest afdragen voor hem meenamen naar Hongarijeen ook dat zij door [slachtoffer 3] gecontroleerd werd of zij wel genoeg verdiende
- [slachtoffer 6] heeft verklaard dat toen de Nederlandse politie naar haar was toegekomen, en haar was verteld dat zij een verklaring moest afleggen, zij dit aan de [medeverdachte 7] ’s had verteld die haar vervolgens smeekten om geen verklaring af te leggen over [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] . Ze zouden [slachtoffer 6] naar België brengen, daar een werkkamer regelen en vanaf dat moment zou zij vrij zijn.
- Er werd een competitie tussen de verdachten gevoerd, kennelijk met het doel de opbrengsten van de vrouwen te verhogen. Zo heeft [slachtoffer 3] verklaard dat [medeverdachte 3] enerzijds, en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] anderzijds, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] een ‘wedstrijd’ hebben laten voeren.Dit wordt bevestigd door [slachtoffer 6] die daarover verklaarde dat zij als een ‘wedstrijdpaard’ werd behandeld.[slachtoffer 5] heeft verklaard dat het leek alsof [medeverdachte 8] een wedstrijd met [medeverdachte 1] deed wie het meest verdiende.
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij haar dagelijkse € 100 aan [verdachte] moest betalen op momenten dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] niet in Nederland waren.[verdachte] heeft via Western Union een bedrag van € 1600 gestuurd naar [medeverdachte 7] . Het betrof de verdiensten van [slachtoffer 2] die aan [medeverdachte 7] dienden te worden afgedragen.
- Uit tapgesprekkenen de verklaring van [slachtoffer 8]daarover blijkt dat [medeverdachte 4] geld van [slachtoffer 8] dat bestemd was voor [medeverdachte 2] , die op dat moment in België verbleef, moest ophalen.
- [verdachte] heeft in deze periode eten gekookt voor de Hongaarse vrouwen die voor de organisatie in de prostitutiestraat werkten. De vrouwen konden deze maaltijden op de werkplek tegen betaling van haar afnemen en daar nuttigen; ook met het eten werd aldus zo min mogelijk tijdverlies geleden en dus verdiencapaciteit bespaard.
- De jonge vrouwen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] zijn nadat zij door het ene koppel (de [medeverdachte 1] ’s respectievelijk de [medeverdachte 8] ’s) waren uitgebuit waarbij zij 50% van hun verdiensten moesten afstaan, onder de vleugels van [medeverdachte 7] gekomen waar zij ‘tot hun opluchting’
slechts€ 100 per dag moesten afdragen.
Conclusie: sprake van deelnemen aan een criminele organisatie?
Voorgaande feiten en omstandigheden laten het beeld zien van een familie die vanuit Hongarije in Den Haag is neergestreken met het kennelijke doel geld te verdienen met de uitbuiting van jonge vrouwen in de prostitutie. De verdachten, niet alleen door familiebanden maar ook in de praktijk met elkaar verbonden, opereerden als een samenwerkingsverband dat erop was gericht de verdachten zoveel mogelijk te laten verdienen met mensenhandel, om vervolgens van deze verdiensten te leven.
Zo werd gebruik gemaakt van een gezamenlijke ‘uitvalsbasis’ waar vrouwen werden gehuisvest en van waaruit vrouwen naar de prostitutiestraat konden worden gestuurd en er werd geopereerd in koppels die (kennelijk volgens afspraak) exclusief aan een vrouw waren verbonden. Door de verdachten werd op eenzelfde wijze tewerk gegaan, en op verschillende specifieke punten samengewerkt, overlegd en/of waar nodig ‘ingesprongen’.
De rechtbank realiseert zich dat verschillende van de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden stammen uit een periode die niet is ten laste gelegd, of uit een periode ter zake waarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is verklaard. Dat kan echter niet wegnemen dat die feiten en omstandigheden relevant blijven voor de beoordeling van de activiteiten van de verdachten in de periode waarover door de rechtbank wél een bewijsbeslissing wordt genomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een criminele organisatie, waarvan het oogmerk was het plegen van mensenhandel en witwassen, dat verdachte behoorde tot die organisatie en een aandeel heeft gehad in gedragingen (of deze gedragingen ondersteunde) die strekten tot of rechtsreeks verband hielden met de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen.
Deelnemers aan de organisatie en hun rol daarin
De rechtbank acht bewezen dat aan de criminele organisatie in elk geval deel hebben genomen verdachte alsmede zijn medeverdachten. Zij hebben - behalve wat reeds volgt uit hetgeen ten laste van ieder van hen afzonderlijk bewezen is verklaard - op hoofdlijnen de volgende rol binnen de organisatie gehad:
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- verdiensten doorsluizen
- koken tegen betaling
- werven
- vervoeren
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- verdiensten doorsluizen
- organiseren van huisvesting en tewerkstelling
- controleren
- verdiensten doorsluizen